donderdag 24 november 2016

Donateurs zijn ambetanterikken


Donateurs zijn ambetanterikken 

(Bij de 20ste verjaardag van de Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving (VEF) , 24 november 2016)



Er is mij gevraagd wat commentaar te geven bij de resultaten van het “onderzoek naar de visie van Belgische schenkers over ethiek in de fondsenwerving”.

Het is wat mij betreft een verdienstelijke poging om donateurs mee inspraak te geven over ethiek maar ze stelt ons als fondsenwervers tegelijk ook wel wat voor problemen. De algemene conclusie is immers duidelijk: de Belgische schenkers hebben geen 'visie' over ethiek in de fondsenwerving. Er zijn zoveel visies als er donateurs zijn ….

Kortom: donateurs zijn ambetanterikken!

Elke donateur heeft zijn eigen ethiek & eigen motivaties, en ethiek lijkt ook tijds en context gebonden te zijn. Wat gisteren ethisch was , hoeft het vandaag niet meer te zijn, en vice versa. 

In deze Sinterklaas periode werd dat net nog mooi geïllustreerd met de 'Zwarte Piet discussie': Twintig jaar geleden bestond er nog geen Zwarte Piet discussie. Vandaag vinden sommige blanke mensen 'Zwarte Piet' een denigrerend symbool, andere blanken vinden het een toffe traditie of fantasie … Sommige zwarte mensen vinden Zwarte Piet denigrerend, andere zwarten vinden het een toffe traditie of fantasie, of , sterker nog, vinden dat blanken die vinden dat 'Zwarte Piet een denigrerend symbool is, betuttelend zijn en dus hun keuzevrijheid aantasten …'.


Bovendien, ligt de donateur eigenlijk wel wakker van ethiek? Uiteindelijk laat ik me vertellen dat er bij de VEF weinig klachten binnen komen. En natuurlijk, in zo'n onderzoek wordt respondenten gevraagd even specifiek na te denken over een aantal zaken, waar ze anders misschien nooit bij stil staan. Ze geven beredeneerde of sociaal wenselijke antwoorden. Maar in de praktijk laten ze zich bij het geven vooral leiden door hun buikgevoel.


Ik ben zelfs geneigd te denken dat klagen over het onethische karakter van fondsenwervingoproepen, eerder een afleidingsmanoeuvre is van de donateur om niet te moeten geven. Laat ons eerlijk wezen: de donateur geeft niet graag, hij moet er toe aangepord worden. Liefst van al wordt hij met rust gelaten.

Donateur heiliger dan het goede doel?


Nog een stapje verder, kunnen we ons het volgende afvragen: voor ons als fondsenwervers is de donateur heilig. Jawel, maar, is hij heiliger dan het goede doel? 

Laat ons even een gedachte experiment doen: Stel dat we het publiek de volledige vrijheid zouden geven: We sturen op een willekeurig moment in het jaar een brief met daarin enkel een lijst van de namen van goede doelen en de boodschap: “Schenk als je wil, schenk wat je wil, schenk aan wie je wil, schenk wanneer je wil” ; hoeveel zouden we dan nog krijgen?


Terwijl wij, als fondsenwervers en goede doelen, toch altijd in de weer zouden blijven om onze missie te verwezenlijken, ongeacht wat er gebeurt.

 Dus, ik vraag me af, wie mag de ethiek claimen? De donateur of het goede doel?


In het hele discours van donateurs zitten overigens rare paradoxen. Ze aanvaarden psychologische manipulatie als het er om gaat om verleid te worden tot de aankoop van – soms ronduit schadelijke – consumerproducten, zeg maar “slechte doelen”.
Maar als het gaat om het inzamelen van fondsen voor zaken die echt belangrijk zijn, van lévensbelang, – de goede doelen – dan vinden ze dat niet OK. Terwijl het beter net andersom zou zijn.

Fondsenwervers zijn geen mensen


Als ik de commentaren van de donateurs in de studie lees, komt bij mij de gedachte op: Fondsenwervers, dat zijn geen mensen. Of, in het beste geval, echte supermensen.

Want als het van de donateur afhangt, moeten Fondsenwervers altijd het goede doen, altijd eerlijk zijn in wat ze zeggen en doen, iedereen altijd in zijn vrijheid laten, iedereen altijd waardig behandelen, nooit schockeren, niet op zere of gevoelige voetjes trappen, altijd rationeel zijn, zich helemaal bloot geven én ... alles wat ze doen moet 100% lukken, … Kortom, al het menselijke is de fondsenwerver vreemd.


Het lijkt overigens wel dat ratio, vrijheid en ethiek, fondsenwerving in de weg staan. Vandaag meer dan ooit. Ook met Sinterklaas in gedachten, heb ik de indruk dat 'Wie stout is krijgt lekkers, wie braaf is de roe' eerder van toepassing is dan het traditionele omgekeerde. Brexit, Trump, post-truth politics ... allemaal fenomenen die er eerder op wijzen dat diegene die het spel vuil speelt, daar door het publiek voor beloond wordt en aan het langste eind trekt.


Soit, de vraag is: de cynische karikatuur die ik hier net geschetst heb, ontslaat die ons van de verplichting na te denken over en bezig te zijn met de ethiek van onze fondsenwervingspraktijken? Ik denk het niet.

Doelgerichtheid & Keuzevrijheid

Wat is voor mij het belang van de resultaten die voorliggen?
Eerst en vooral. Voor mij zijn de kernbegrippen 'doelgerichtheid' en 'keuzevrijheid' het meest van belang.

We hebben als fondsenwervers een opdracht: zo efficiënt mogelijk de middelen inzamelen om onze organisaties toe te laten zo maximaal mogelijk hun missies te kunnen verwezenlijken. In het belang van de effectiviteit en efficiëntie van onze fondsenwerving, moeten we zelf waken over de goede relaties met onze donateurs. We moeten een juist evenwicht vinden tussen onze 'push' om donateurs tot geven aan te zetten en de 'backpush' van de donateur die liever niet geeft.


Per definitie perken we de keuzevrijheid van de donateurs in. En dat is wat donateurs eigenlijk ook willen. Iedereen wil immers op een of andere manier verleid of op zijn minst geleid worden.

Fondsenwerving educatie

Tegelijk betekent het ook dat we een opdracht hebben om donateurs op te voeden qua fondsenwerving. Hen uitleggen hoe fondsenwerving werkt en waarom we het doen op de manier dat we het doen. Pas als donateurs dat (willen) begrijpen, beschikken ze over volwaardige keuzevrijheid.

Zoals gezegd is ethiek moeilijk te definiëren en is het niet éénduidig over alle donateurs en organisaties heen. Onderwerp en context, tijd en plaats en eigen waardenpatronen bepalen hoe men op iets zal reageren, of men iets ethisch of niet-ethisch gaat vinden.

Wat mij betreft ligt het initiatief bij de organisatie. Bepaal zelf je ethiek en deel die met je donateurs. En stel je de vragen
  • Sta ik recht in mijn schoenen?
  • Heb ik een aanvaardbare uitleg over wat ik doe, voor mezelf, voor de donateur?
  • Kan ik mijn donateurs recht in de ogen kijken?
  • Ben ik bereid een 'niet tevreden, geld terug' garantie aan te gaan?

Een conclusie is dan ook: converseer voldoende met je donateurs, zodat je ze leert kennen, zij weten wat je van hen verwacht en waarom je doet wat je doet en jij van jouw kant weet hoe je wie op welke manier moet benaderen.
Een RFM-segmentatie is niet meer voldoende, segmenteren op basis van voorkeuren en behoeften dringt zich dan op.


Tenslotte, wat de VEF-code betreft. Ga voor een code die geen 'wet' is, maar eerder een richtlijn die de basis is voor dialoog en ruimte laat voor een pragmatische, ad hoc, interpretatie.

En a propos: donateurs zijn sympathieke mensen!
Ik dank u.

donderdag 21 november 2013

Geefbereidheid, een kwestie van media-aandacht


Geefbereidheid, een kwestie van media-aandacht

Media willen ons de afgelopen dagen een schuldgevoel aanpraten. ‘Gierige Belgen, gulle Nederlanders’, kopt de ene, “Belgen houden vinger op de knip’ noteert de andere. Tegelijk krijgen in De Morgen (20 november 2013) de Belgische NGO’s nog eens de communicatieles gespeld vanuit Nederland. De Belgische NGO’s zouden te weinig ‘hartverscheurende beelden’ tonen, en zo de ‘ellende niet voldoende in de markt zetten’.

Een en ander heeft te maken met de vaststelling dat de solidariteit met de slachtoffers van de tyfoon Hayan op de Filippijnen maar moeilijk op gang komt, want er is na een kleine week campagne voeren in België ‘nog maar’ 2,4 miljoen euro ingezameld (cijfer van 19 november, intussen opgelopen tot 3 miljoen volgens een net binnenlopend persbericht), tegenover 14 miljoen in Nederland en zelfs 40 miljoen in het Verenigd Koninkrijk.

Is dat inderdaad een gevolg van het feit dat Belgen vandaag gieriger zouden zijn dan pakweg Nederlanders? En weten Nederlandse NGO’s beter dan hun Belgische collega’s hoe ze het publiek moeten bespelen en tot vrijgevigheid aanzetten?

Solidariteit op peil

Hoewel we wellicht mogen zeggen dat Belgen doorsnee genomen inderdaad wat minder gul in de buidel tasten wanneer goede doelen op hun vrijgevigheid een beroep doen, blijven de Belgen over de jaren heen trouw schenken. Uit de recent gepubliceerde cijfers van NGO-openboek.be – een website die inzage geeft in giften die de Belgische NGO’s ontvangen - dat hoewel we in 2012 gezamenlijk minder hadden gegeven dan in 2011, we vandaag toch nog altijd meer geven dan in de voorafgaande periode. Eigenlijk neemt het volume ingezamelde giften – afgezien van een paar ups- en downs als gevolg van uitzonderlijke gebeurtenissen als grote rampen of een bankcrash – globaal genomen al jarenlang gestadig toe. En hoewel de markt voor fondsenwervende organisaties algemeen vandaag ook duidelijk onder druk staat door de economische crisis en de toenemende concurrentie, blijven de gezinnen inspanningen doen om hun solidariteit op peil te houden.

"Hartverscheurende beelden"

Ook de Belgische NGO’s hebben in de afgelopen 30 jaar heel wat communicatie- en fondsenwerving know how opgebouwd. Ook zij weten hoe ze het publiek moeten aanspreken om solidariteit op te wekken en geld voor hulpverlening in te zamelen. Daarover hoeven ze geen lessen te krijgen uit Nederland. En hoewel in zekere zin ellende inderdaad in “de markt moet gezet worden”, hebben de Belgische NGO’s intussen de stelling ingenomen dat fondsenwerving ook moet gebeuren met de nodige ethiek en respect voor de waardigheid van de mensen waarover het gaat. Daardoor duiken de ‘hartverscheurende beelden’ van verhongerende kindjes die de miserabilistische beeldvorming over het Zuiden alleen maar versterken, alsmaar minder op.

Het is, kortom, niet gemakkelijk éénduidige verklaringen aan te dragen waarom de ene solidariteitsactie wel loopt en de andere niet. Soms is het wél gemakkelijk. Dat de oproepen voor solidariteit met de slachtoffers van de burgeroorlog in Syrië minder succes zouden hebben, was al bij al gemakkelijk te voorspellen. De context zit daar overduidelijk tegen.
Met betrekking tot de ramp op de Fillippijnen zijn er ook omstandigheden aan te halen die een stukje verklaring kunnen aandragen voor een minder overweldigende solidariteitsgolf, zoals die wel eerder te verwachten zou zijn.

Verkeerde been 

Zo drong de ernst van de ramp hier pas door in de afloop van de 11.11.11 periode. Misschien zette dat een aantal schenkers op het verkeerde been: ‘ik heb toch net gegeven?’. Tegelijk betekende het ook dat heel wat mensen die traditioneel betrokken zijn bij het opzetten van solidariteitsacties –  ’t zijn altijd dezelfden die het werk moeten doen”, weet u wel – misschien gewoon minder beschikbaar waren om de geefacties voor de tyfoonslachtoffers op gang te trekken. Lokale inzamelingsacties zijn nu eenmaal een belangrijke motor in fondsenwerving.

Misschien speelde het lange weekend van 11 november een rol, bijvoorbeeld in het op gang trekken van de overlegstructuren van NGO’s, waardoor de campagne wat trager op gang kwam.

Misschien speelde de relativering van de aanvankelijk zeer hoog ingeschatte dodental op het moment dat de Hayan21-21-campagne op gang werd getrokken, een rol.

Al die factoren hebben zeker op een of andere manier invloed gehad op de vorlopige resultaten van de inzamelactie.

Maar wellicht is de omvang van de media-aandacht een van de meest doorslaggevende succesfactoren in dergelijke fondsenwervingcampagnes.

En de media?

Dat valt des te meer op wanneer we de vergelijking maken tussen de media-aandacht ten tijde van de aardbeving in Haïti, begin 2010 en die rond de gebeurtenissen vandaag in de Filippijnen. Die is namelijk nogal verschillend, en wel op twee niveaus.

Zo verschenen er in de acht dagen na de aardbeving op Haïti (12 – 20 januari 2010) volgens de gegevensbank van Mediargus in de Vlaamse actualiteitspers maar liefst 1068 krantenartikels, persagentschapberichten en audiovisuele bijdragen over de gebeurtenissen, waarvan 121 radio & TV-berichten.

Vergelijken we dat met de situatie vandaag rond de Filippijnen: in de periode van 8 november, dag dat duidelijk werd dat er zich in het getroffen gebied een ramp aftekende, tot 16 november, verschenen er ‘slechts 603’ artikels in de Vlaamse actualiteitspers, waarvan ‘slechts’ 88 audiovisuele items.

Dat betekent dat de aardbeving in Haïti bijna dubbel zoveel media-aandacht kreeg dan de tyfoon in de Filippijnen.

Benefietshow

Voor Haïti werd bovendien al snel vanuit VRT en VTM beslist een gezamenlijke inspanning te doen door zowel een TV-show als een gezamenlijke radio campagne op te zetten. Vandaag blijven de inspanningen beperkt tot onsamenhangende, gespreide aandacht in enkele actualiteitsuitzendingen.

Op die manier ontbreekt in de communicatiestrategie van de hulpverlenende NGO’s hun belangrijkste kanaal om een ruim publiek te bereiken en aan te zetten tot geven. En dat is net cruciaal in een dergelijke campagne. Mensen geven nooit zomaar, ze moeten daar toe aangezet worden o.a. door de groepsdruk die massamedia creëren.

Dus, wie vandaag roept dat de Belgen te weinig solidariteit opbrengen met de Filippijnse stormslachtoffers, moet misschien zijn pijlen richten op onze grote omroepen en hen oproepen snel werk te maken van een gezamenlijke benefiet. Solidariteit begint immers voor de buis.

Koen Van den Broeck
Consultant Fondsenwerving bij EthiCom cvba

Verschenen als opiniestuk op 21 november 2013 in De Morgen

dinsdag 22 januari 2013

Van VGPH naar PRO-H !


(Speech nav viering 10 jaar VGPH - 3 december 2012)

Proficiat met de 10de verjaardag van VGPH : Vlaamse Gebruikersoverleg voor Personen met een handicap.
Fijn zo’n verjaardag, maar ik ben toch ook wel een beetje blij dat ik het pas nu en op deze manier moet ontdekken en mij tot nog toe niet in de jungle van de zorg heb moeten begeven.

Ik zeg ‘jungle’, omdat ik mezelf na slechts een tweetal gesprekken met de mensen van het VGPH al wat meer ‘gehandicapt’ voel dan voordien: ik val hier in een sector met een ontzettend jargon en blijkbaar ook met een oerwoud aan administratieve procedures.

“ Het systeem is zo complex. Zelfs mensen uit de zorgsector zelf weten niet meer waar ze terecht kunnen. Veel mensen raken zelfs niet aan de juiste informatie. Ik besef dat mensen met een mentale handicap geen sexy onderwerp zijn voor politici …”

Dat is een citaat van kinderarts Ann die in HNB van 30 januari getuigt over de zorg voor haar gehandicapte broer; een verhaal dat voor jullie wellicht erg herkenbaar is.

Op de website van het VGPH vond ik tot mijn verwondering – en ook enigszins tot mijn opluchting, een woordenboek met maar liefst 78 pagina’s afkortingen en terminologie!

Ik word hier dus plots geconfronteerd met termen als Persoonsvolgende financiering, persoonsgebonden financiering,  Prioritair te bemiddelen personen, … en ‘Zorgregie’ - alsof het over film of theater gaat. Maar eigenlijk is het een mooi staaltje ‘new speak’ , want het gaat gewoon om het verdelen van (te) schaarse middelen onder rechthebbenden …

Dus, ja , ik sta hier vandaag ook als een persoon met een handicap, want ik versta het niet allemaal. Blijkbaar kan je in Vlaanderen alleen maar gehandicapt zijn als je hoogbegaafd bent of een supermens.

Maar anderzijds, als ik het goed begrepen heb, dient daar toch ook net het VGPH voor, om mensen informatie te verstrekken over het aanbod aan zorg en ondersteuning. En in die zin hebben we toch een match. Een belangrijk deel van wat het VGPH doet, draait om communicatie en het organiseren van communicatie: een achterban helpen om standpunten over bepaalde dossiers te helpen bepalen en vorm te geven, consensus creëren door verschillende  standpunten naar elkaar toe te brengen, standpunten overbrengen en kracht bij zetten naar diegenen die uiteindelijk moeten beslissen …

En laat dat nu ook net mijn expertise domein zijn: communicatie. Bij EthiCom zien we het als onze opdracht om non-profit of social-profit organisaties, te helpen bij het nadenken over een efficiënte communicatie en te ondersteunen om die communicatie uit te bouwen. Communicatie dan gericht op het overbrengen van de boodschap van die organisatie bij een extern publiek. We hebben het dan concreet over de verhalen en fondsenwervingvragen van NGO’s, sociale- en culturele organisaties.

Een van de redenen waarom ik in de communicatiebusiness zit, heeft te maken met mijn visie op communicatie, namelijk, communicatie dient om mensen samen te brengen en hen samen naar oplossingen te laten zoeken via argumentatie en kruisbestuiving, om zo te bouwen aan een wereld waarin iedereen zich herkent, zich thuis voelt, en begrijpt dat we maar zo vrij zijn om onze zin te doen in zoverre die de vrijheid van anderen niet in het gedrang brengt. Kortom, vertrekkend vanuit onze verschillende wereldbeelden, hoe zorgen we ervoor dat we mekaar respecteren en accepteren.

Daarbij ga ik er van uit dat heel wat van de problemen waarmee we in onze maatschappij geconfronteerd worden, eigenlijk communicatieproblemen zijn. En hoe ontstaan communicatieproblemen? Heel simpel: Je zet 2 mensen bij elkaar … en het is zover …

De Visie van VGPH, zoals ik die op de website lees, zegt dat “het VGPH wil dat personen met een handicap hun vrijheden, zoals alle mensen, kunnen uitoefenen. Alle Personen met een handicap hebben recht op kwaliteit van bestaan. Respect voor verschil moet er zijn. Personen met een handicap dragen bij aan de diversiteit van de samenleving. VGPH staat Personen met een handicap bij zodat zij sterker worden en kunnen participeren in de maatschappij.

De Missie van VGPH die daar op volgt zegt dat het VGPH Personen met een handicap ondersteunt, als lid van hun vereniging, om volwaardig deel te nemen aan het zorgbeleid.
Ondersteuning gebeurt
  • aan de overlegtafels;
  • via studiewerk;
  • door het informeren van Personen met een handicap en hun verenigingen;
  • door een platform te creëren voor overleg rond zorgregie en zorgvernieuwing.

VGPH waardeert de ervaringsdeskundigheid van personen met een beperking en wil empowerend en op vraag van Personen met een handicap ondersteuning bieden.

VGPH heeft 3 opdrachten
  1.  het ondersteunen van vertegenwoordigers van gebruikersorganisaties
  2.  informatie verstrekken aan Personen met een handicap over zorgregie
  3.  de klachtenprocedure beheren


In die visie, missie, opdracht omschrijving vinden we in die zin elementen terug die wijzen op ‘communicatieproblemen’: we willen dat mensen met een handicap hun vrijheden kunnen uitoefen, waarmee we impliceren dat dat vandaag niet het geval is of toch niet in voldoende mate. We willen respect voor het verschil, wat wijst op een gebrek aan respect. We willen dat personen met een handicap sterker worden en kunnen participeren in de maatschappij, wat betekent dat we er van uitgaan dat dat vandaag onvoldoende gebeurt …

De vraag die wij ons altijd stellen wanneer we met een organisatie op zoek gaan naar een communicatie- en fondsenwervingstrategie, luidt: Wat is de relevantie van de organisatie? Waar heeft VPGH over de afgelopen 10 jaar impact gehad? Wat is er veranderd? Wat indien de organisatie morgen niet meer zou bestaan, wat missen we dan?

Heeft het VGPH in de afgelopen tien jaar die visie en missie via haar specifieke opdrachten effectief, althans gedeeltelijk kunnen realiseren? Kunnen mensen met een handicap vandaag meer dan tien jaar geleden hun vrijheden uitoefenen? Is er meer respect voor het ‘verschil’? Staan personen met een handicap sterker op het vlak van inspraak en participatie?

Het is niet aan mij om daar over te oordelen, want daarvoor heb ik te weinig zicht op de evoluties van de afgelopen jaren in jullie ‘wereld’. Dat zijn vragen waarop jullie zelf het antwoord moeten formuleren, maar steeds met in het achterhoofd dat onze samenleving gebaseerd is op het afwegen van de belangen en behoeften van vele verschillende groepen binnen een context van altijd gelimiteerde middelen. Veel kan en mag, maar helaas niet alles. Altijd zullen er spanningsvelden bestaan tussen botsende belangen, de discussie over vraaggestuurd versus aanbodgestuurd, over zorg versus ondersteuning, over controle versus zelfbeschikking, over beroepskrachten versus ervaringsdeskundigen, over snel reageren versus brede consultatie, …

Belangrijk daarbij is het uit te gaan van het principe dat in het Neuro Linguistisch Programmeren gehanteerd wordt, namelijk dat ieder gedrag / alle communicatie vertrekt vanuit een positieve intentie. Maar dat de mate waarin een intentie als positief ervaren wordt, afhangt van het wereldbeeld dat ieder voor zich hanteert, de positie waarin je staat, de behoeften van waaruit je vertrekt. Zaak is al argumenterend en via uitwisseling van kennis en ervaringen samen op zoek te gaan om de verschillende uitgangspunten naar elkaar toe te brengen.

Er is mij gevraagd hier vandaag met jullie te reflecteren – een spiegel voor te houden aan het VGPH – om te bekijken of er andere pistes mogelijk zijn om met deze thematiek van zorgverlening en ondersteuning aan personen met een handicap om te gaan. Ik ga jullie een paar suggesties aanreiken, bijeengedacht vanuit mijn beperkte kennis over jullie sector, gevoed door een paar gesprekken en ervaringen die ik uit mijn eigen praktijk mee breng.

Misschien zijn ze er knal op, misschien zitten ze er dik naast. Verwacht van mij binnen dit bestek geen coherentie visie op jullie sector, jullie structuren, jullie verzuchtingen. Het zijn losse bedenkingen, die ik u meegeef voor wat ze waard zijn.

Ik kan alleen maar hopen dat ze jullie denkkader enigszins verruimen en helpen om het VGPH in de volgende decennia mee vorm te geven.


5 suggesties voor het VGPH
  1. Verander van naam
  2. Zorg voor vorming en opleiding van vertegenwoordigers
  3. Zet in op communicatie-instrumenten die standpunten kracht bij zetten / treedt naar buiten
  4. Zoek naar een oplossing voor de versnippering / Streef naar een structuur die de sector met 1 stem kan laten spreken
  5.  Verschuif het paradigma: zorgregie = managen van wachtlijsten -> zorgcreatie = afstemmen van zorg- en ondersteuningsaanbod op behoeften van rechthebbenden


Uitwerking 5 suggesties

1.    Verander van naam: mijn voorstel : PRO-H : Platform Rechthebbenden op ondersteuning bij een handicap

Ik weet het, naamsveranderingen liggen altijd gevoelig. En moeten we dan ook van logo veranderen? Aan welke lijdensweg zijn we dan begonnen?

Maar, een naam positioneert. Hij bepaalt mee vanuit welk standpunt je vertrekt. En je naam moet je een sterke uitgangspositie geven.

Geef toe: ‘VGPH’, een afkorting van dertien in een dozijn. Wat moet ik me daar in godsnaam bij voorstellen? Welk profiel geeft me dat? Een dergelijke afkorting geeft immers geen enkele inhoud weer.
Dat is een eerste, eerder vormelijk probleem dat ik met de huidige naam heb.

Maar ten tweede, en meer fundamenteel, stel ik me vragen bij het woord ‘gebruikersoverleg’, en nog meer specifiek het woord ‘gebruikers’. ‘Gebruikers’ betekent dat jullie van iets da er is ‘gebruik’ mogen maken. Het is een soort goodwill, een gunst die verleend wordt, die er vandaag is, maar morgen misschien niet meer. In die zin vind ik ‘gebruikers’ een zeer vrijblijvend woord. Het stelt je in een afhankelijke, ondergeschikte positie.

Daarom zou ik er voor opteren om het woord ‘Rechthebbende’ – waarvan ik begrepen heb dat het een term is die velen van jullie sowieso ook erg genegen zijn – te hanteren en te integreren in jullie naam. ‘Rechthebbende’ is niet vrijblijvend. Het plaatst je in een ‘eisende’ positie, waaraan anderen moeten tegemoet komen. Daarnaast houdt het ook verantwoordelijkheid in, immers, geen rechten zonder plichten.

Ik ga dus voor de naam ‘Platform Rechthebbenden op ondersteuning bij een handicap’, afgekort tot PRO-H, je kan nog discussiëren over de vorm die je aan de afkorting geeft, met of zonder tussen streepje.
En tegelijk heb je een afkorting mét inhoud, gemakkelijker te onthouden ook dan ‘VPHG’ of ‘VGPH’ of hoe zat de volgorde van de letters ook al weer  ….?

2.    Zorg voor vorming en opleiding van vertegenwoordigers door aanbieden van vormingen rond debattechnieken, woordvoerderschap, overtuigen, participatietechnieken, …

Een problematiek waarmee vertegenwoordigende organisaties steeds weer kampen, is een gebrek aan voldoende mensen die in overlegorganen willen zetelen en actief aan discussies en standpuntbepaling willen deelnemen. Daardoor kom je tot een zware vergaderbelasting bij een kleine groep vrijwilligers, die daar gaandeweg wel ervaring in opbouwen, maar dikwijls met vallen en opstaan de ‘trucken van de foor’ in de praktijk  moeten leren.

Er zijn daarvoor twee redenen:
  1. weinig mensen zijn van nature geneigd om spontaan verantwoordelijkheid op te nemen en hun nek uit te steken.
  2. Vele mensen denken dat ze zo’n vertegenwoordigende functie niet kunnen waarmaken omdat ze niet over de nodige expertise of vaardigheden beschikken

Het lijkt me dan ook een opdracht voor het VGPH om één actief op zoek te gaan naar voldoende vertegenwoordigers en twee er voor te zorgen dat er opleidingsmogelijkheden voorzien zijn voor vertegenwoordigers op het vlak van onderhandelingstechnieken, debattechnieken, woordvoerderschap …

Bij EthiCom hanteren we een specifieke formule: Engagement + professionalisme = impact

Daarmee bedoelen we dat ‘engagement’ een belangrijke voorwaarde is om als vertegenwoordiger van een groep op te treden, maar engagement of ook ervaringsdeskundigheid alleen is niet voldoende. Zeker wie in onderhandeling moet gaan met een overheid wordt geconfronteerd met vergadertijgers en politiek onderlegde tegenstanders die geselecteerd, opgeleid en gevormd zijn om de belangen van de administratie te verdedigen. Professionele onderhandelings en debatvaardigheden zijn dan nuttige instrumenten om strategieën te doorzien, te counteren … Daardoor kan de kans op resultaten gemaximaliseerd worden.

Ik trek even de parallel met het Minderhedenforum, de koepel van de koepels van organisaties van etnisch-culturele minderheden. In de voorbije jaren heb ik daar op verschillende tijdstippen mogen meewerken aan wat zij ‘leiderschapsprogramma’s’ noemen: projecten waarbij mensen uit hun doelgroep opgeroepen worden om verantwoordelijkheid op te nemen in de samenleving door te zetelen in cultuurraden, sportraden, overlegorganen allerhande, maar daartoe ook specifieke vorming kregen. Ik heb fantastische debat- en mediatrainingen mogen doen met jongeren en oudere mensen van etnisch-culturele minderheden. En voor henzelf waren dit telkens weer momenten waarop ze nieuwe inzichten kregen in de processen die in het ‘overtuigingsspel’ van belang zijn.

Wat belet het VGPH om dergelijke trajecten ook op te zetten voor de achterban, al dan niet in nauwe samenwerking met de lidorganisaties.


3.    Zet in op communicatie-instrumenten die standpunten kracht bij zetten / treedt naar buiten :

Daarmee bedoel ik: toon aan beleidsmakers dat standpunten gedragen zijn en dat adviezen eigenlijk dwingende adviezen zijn;
Maar ook, vertel aan de buitenwereld wat zorgregie is, wat er het belang van is, hoe het moet gebeuren, lobby rond omkering aanbod / vraag gestuurd en bouw daar draagvlak voor op.


In De Morgen las ik afgelopen weekend het volgende:
-     “Vlaamse overheid haalt quota voor diversiteit niet’
-     2,8% personeelsleden van Vlaamse Overheid is van vreemde origine ipv 4%
-     ‘Ook wat werknemers met een arbeidshandicap betreft zit de Vlaamse Overheid nog ver onder het streefcijfer uit het plan Gelijke kansen en diversiteit. Het streefcijfer voor 2015 daar werd vorig jaar al bijgesteld van 4,5 % naar 3 procent, maar in 2011 telde de Vlaamse overheid nog maar 1,2 procent werknemers met een arbeidshandicap. ‘Nog te veel entiteiten leveren onvoldoende inspanningen om de situatie te verbeteren’, luidt het.

Jullie zijn een verborgen groep, weggestoken thuis of in instellingen, bijna verplicht in jullie eigen wereldje te blijven. Jullie lopen niet in de kijker zoals de allochtone gemeenschap die automatisch het straatbeeld bepalen in sommige steden.

Een brave groep ook. Jullie zijn niet gevaarlijk, brengen de traditionele waarden van onze samenleving niet in gevaar zoals bijvoorbeeld de holebigemeenschap die met hun Prideparades alle nieuwsjournaals halen.

Dat is wellicht een deel van de verklaring waarom de verzuchtingen vanuit personen met een handicap niet echt luid klinken. Anderzijds maken jullie ook deel uit van een samenleving waarvan solidariteit met zwakkeren een wezenlijk kenmerk uitmaakt. En waarin toch ook wel aanzienlijke middelen en vooral structuren uitgebouwd zijn om aan behoeften te voldoen. Maar medelijden en solidariteit worden wellicht nog te veel als synoniemen gezien en is er te weinig aandacht voor zelfbeschikking.

Ik situeer mijn suggestie hier op twee niveau’s:

  1. een niveau van rechtstreekse onderhandeling met de administratie en het beleid
  2. een niveau van communicatie met de samenleving


1. Vertegenwoordiging

Wat ik uit de enkele gesprekken met medewerkers van het VGPH in de voorbije dagen begrepen heb, is dat er zich eerst en vooral een problematiek stelt op het vlak van de standpuntbepaling binnen de sector zelf.

Als vertegenwoordiger van een belangenorganisatie vertegenwoordig je niet enkel jezelf, maar breng het standpunt van een achterban over. Maar ik stel me levendig voor dat het opbouwen en aftoetsen van standpunten zelfs bij de eigen organisatie, laat staan bij andere organisaties, geen sinecure is. In welke mate komen immers de overleg momenten met de administratie overeen met de vergadermomenten binnen mijn vereniging, welke impact hebben argumenten van andere partijen op mijn eigen positie en hoe snel kan ik die aanpassen? Wanneer treed ik eigengereid op en wanneer verlies ik mij in de participatieve basisdemocratie? En hoe zwak of hoe sterk sta ik als vertegenwoordiger tegenover een administratie die mijn legitimiteit of de representativiteit van mijn standpunt misschien in twijfel trekt?

Geen gemakkelijke vragen en dus ook geen gemakkelijke antwoorden.

Wat bij mij opkomt, is dat we hier nu vandaag internet en social media hebben als instrumenten die we kunnen inzetten voor overleg en als een broedplaats voor menigsvorming. Daar zit misschien een opportuniteit om uit het kransje van steeds dezelfde geëngageerde opinievormers te breken door vragen rechtstreeks aan een bredere achterban te kunnen voorleggen, waarbij we niet iedereen rond dezelfde tafel moeten brengen maar ieder op zijn ritme elementen en argumenten kan toevoegen en aanpassen om tot een breder gedragen standpunt te komen. Het laat toe om een standpuntbepaling te documenteren en om aan te tonen dat er een evenwichtige afweging gebeurt is, vooraleer een standpunt op de officiële onderhandelingstafel te leggen?

2. Publieke opinie

Afgelopen zaterdag was het 1 december, werelddag tegen Aids. Dat zorgt nu al 20 jaar lang voor massale mediabelangstelling.
Vandaag is het 3 december, werelddag voor personen met een handicap. Waar blijft de massale media-aandacht?

Het is een typisch voorbeeld van de problematiek waar jullie als sector van personen met een handicap mee worstelen. Ook hier weer, jullie zijn niet sexy, niet voor politici en niet voor de media.

Dat heeft ook invloed op de standpunten die bijvoorbeeld via het VGPH worden ingenomen. Dringen die standpunten ook door buiten de geëigende overlegfora? Zorgen we daar überhaupt zelf voor? Verankeren we m.a.w. onze standpunten ook in de publieke opinie waardoor het voor een administratie ineens veel moeilijker wordt onze zienswijze te negeren of naast zich neer te leggen?

Vragen die ik daarover bij de mensen van het VGPH noteerde zijn bijvoorbeeld:

  •  Hoe kunnen we als platform naar buiten treden? Hoe zorgen we dat gebruikers beter gehoord worden?
  • Blijven we bij braaf deelnemen aan overleg en consensusvorming?
  • Gaan we opiniestukken schrijven?
  • Gaan we petities organiseren?
  •  Gaan we betogen?

Eigenlijk is het niet aan mij daar antwoorden op te formuleren. Maar een van de waarden die we bij EthiCom hanteren is ‘mondigheid’ en ‘opkomen voor zijn gedacht’ en dat ook kenbaar maken. Dat kan op vele manieren gebeuren.

Zo heb ik met veel belangstelling en verwondering gekeken naar het G500-initiatief in Nederland. Geïnspireerd door de G1000 hier bij ons, maakten groepen jongeren zich lid van verschillende partijen en trokken dan naar de verschillende partijcongressen om er hun programmapunten door te drukken. Met de macht van het getal slaagden ze daar in een aantal gevallen ook effectief in. Stel je voor dat alle partijcongressen zich plots geconfronteerd zien met een invasie van mondige, goed voorbereide personen met een handicap, die rechtstreeks het partijprogramma komen bijsturen …

Een ander voorbeeld: In Media Marketing las ik vorige week:

“TBWA kraakt mee met 6 andersvaliden”
“TBWA (een reclamebureau) kraakte samen met 6 andersvaliden een huis in Koekelberg om aandacht te vestigen op de lange wachtlijst voor een aangepaste woning voor mensen met een beperking en een beperkt budget. In het kraakpand nam TBWA en videoclip op: een eigen versie van het nummer ‘Our House’ van Madness met de titel “You can’t live in a waiting list’. Op de website kraakmee.be kunnen bezoekers het huis virtueel kraken om de actie te ondersteunen.”

Mij was het ontsnapt, maar over de actie werd bericht in 13u Journaal van de VRT, in Belang van Limburg, De Standaard, de Streekkrant, Krant van West-Vlaanderen … Nog geen massale mediabelangstelling, maar wel een actie met potentieel en niet onmiddellijk wat van personen met een handicap verwacht wordt …

Om maar te zeggen, als je gehoord wil worden gaat het Sint-Niklaasliedje ‘Wie braaf is krijgt lekkers’ niet op. Integendeel, “Wie braaf is wordt niet gehoord , wie stout is krijgt de megafoon …”

4.    Streef naar een structuur die de sector met 1 stem kan laten spreken: zoek naar een oplossing voor de versnippering

Ik laat me vertellen  dat het VGPH niet de woordvoerder is voor personen met een handicap. Dat kan wel zijn, maar wie dan wel? Inclusie Vlaanderen, de Katholiek Vereniging van Gehandicapten …? Wellicht kan geen enkele van de lidorganisaties die rol van ‘stem van de sector’ vertolken? Voor zover ik een en ander kan beoordelen, is versnippering troef in de wereld van de personen met een handicap.

Maar wat moet je vaststellen? Groepen die succesvol zijn, zijn groepen die met 1 stem spreken … Dat zie ik gebeuren als het Minderhedenforum – als koepel van de koepels van verenigingen van etnisch-culturele minderheden – als spreekbuis optreedt in het debat over integratie en migratie, of als çavaria het woord voert in naam van de Holebibeweging.

Versnippering heeft ook invloed op de communicatiekracht die je als groep kan ontwikkelen. Zo is het voor elke individuele organisatie bijzonder moeilijk om sensbiliserings- of lobbycampagnes te voeren die echt impact genereren. De financiële middelen om mediaruimte te kopen of om massaal te mobiliseren, is gewoon te klein. Dat is overigens een euvel dat zich in de hele non-profitsector voordoet. Samenwerking, samen campagnes voeren, is hier wat mij betreft het ordewoord.

En overigens, als het gaat om campagne voeren rond discriminatie en gelijke rechten, waar blijft dan een campagne van personen met een handicap, minderheden, holebi’s en vrouwen te samen?

Maar wie neemt het voortouw? Kan hier het VGPH een rol spelen?


5.    Verschuif het paradigma: zorgregie = managen van wachtlijsten -> zorgcreatie = afstemmen van zorg- en ondersteuningsaanbod op behoeften van rechthebbenden

Wat ik hier suggereer is: Maak van het VGPH een broedplaats voor ideeën rond zelfbeschikking en het ontwikkelen van ideeën rond eigen initiatief.

Ik ben niet echt vertrouwd met de verschillende structuren en organisaties en de verschillende rollen die bestaan binnen jullie wereld van personen met een handicap.

Maar ik merk wel dat jullie binnen de context van het ‘gebruikersoverleg’ weliswaar kunnen participeren en hier en daar mee beslissen over aangeboden zorg- en ondersteuningdiensten. Maar toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat dat altijd in een context van afhankelijk gebeurt. Afhankelijkheid die jullie misschien onbewust ook mee in stand houden.

Als ik kijk naar een paar titels in kranten van het afgelopen jaar :

  • -       Lange wachtlijsten voor zorgcentra, TV Oost, 15 maart
  • -       Record gehandicapten staat op wachtlijst, De Tijd, 16 maart
  • -       Blijdorp klaagt het opvangprobleem aan, HLN, 16 maart
  • -       Studiogesprek met Jo Vandeurzen en Marc Van gestel over de lange wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, Ter Zake, VRT, 19 maart
  • -       5000 gehandicapten wachten al 2 jaar op zorg, GvA, 24 april
  • -       16.752 gehandicapten op wachtlijst dringende zorg, 30 april
  • -       Moet Evy haar jaar overdoen omdat er nergens plaats is?, HNB, 3 mei
  • -       Ouders kinderen met handicap protesteren tegen wachtlijsten, HNB, 7 juni
  • -       Ouders vinden geen opvang voor gehandicapt kind, Het nieuwsblad, 7 juli
  • -       Wantoestanden, Dag Allemaal, 16 oktober
  • -       wachtlijst voor gehandicapten is een etterende wond, De Morgen 18 oktober
  • -       wachtlijst gehandicapten was nog nooit zo lang : Belang van Limburg 9 november


Allemaal titels die op een of andere manier aangeven dat de wachtlijsten het probleem zijn en dat de overheid dat voor ons moet oplossen.

Een andere waarde die wij bij EthiCom hanteren is ‘zelfredzaamheid’. Opkomen voor je rechten maar waar mogelijk ook zelf de teugels in handen nemen en zelf oplossingen creëren.

Dat is wat we ook terughoren bij het verhaal van de personen met een handicap die een huis kraken en samen met een reclamebureau daar een campagne rond bouwen. Ze doen dat niet zozeer om het bestaan van de wachtlijsten aan te klagen, wel om hun coöperatieve vennootschap ‘Inclusie Invest’ in de markt te zetten: een coöperatie waar Personen met een handicap of hun vertegenwoordigers de touwtjes in handen nemen om zelf huizen te gaan bouwen … gedaan met wachten op anderen. We doen het zelf.

Inclusie Invest is gelukkig overigens geen alleenstaand geval. Want naast de titels die ik hier daarnet heb aangehaald, vond ik ook de volgende terug:

  • -       Flessendopjes voor blindengeleide honden, HNB, 26 januari
  • -       Nieuwe vereniging voor georganiseerde zorg voor mensen met een handicap, Belga, 18 maart
  • -       Dus hebben we maar zélf een dagopvang gebouwd, Dag Allemaal, 15 mei
  • -       Crèche vangt ook peuters met handicap op, HLN, 26 mei
  • -       Wij pakken de wachtlijsten aan, BvL, 31 mei


Titels die wijzen op mensen die zelf initiatief nemen.

Dus, maak van VGPH gebruik, niet alleen om na te denken over verdeling van schaarse middelen, zoals dat vandaag het geval is. Vanuit die redenering kan je inderdaad instrumenten proberen te verzinnen om onderhandelingen over die schaarse middelen te stroomlijnen. Via welke vaste criteria kunnen prioriteiten bepaald worden, wie geven we welk rugzakje mee, moeten we de schaarse middelen gaan veilen …?

Maar het echte out of the box denken lijkt me te bestaan in creatief denken over hoe de schaarste op te heffen? Hoe kunnen we de middelen uitbreiden of behoeften verminderen? En ook hier weer zal samenwerking tussen de partners binnen het speelveld een belangrijke rol spelen, maar kan ook gedacht worden aan partnerschappen met andere partijen buiten de eigen sector.

Kortom, een boeiende oefening voor het VGPH voor de komende jaren, eens het feestgedruis voor de tiende verjaardag is gaan liggen, lijkt me te zijn:

hoe evolueren we van een overlegplatform over de verdeling van schaarse middelen,
via een boorplatform naar creatieve ideeën
tot een lanceerplatform van nieuwe initiatieven?

Ik dank u voor uw aandacht.

Koen Van den Broeck
EthiCom cvba

donderdag 25 oktober 2012

Hoe de G1000 aan haar budget kwam: vragen, vragen en … vragen!


Ergens in het vroege voorjaar van 2011. België verkeert in een nooit geziene politieke impasse. David Van Reybrouck, gevierd schrijver, lanceert met gelijkgezinden de G1000, een bijeenkomst van duizend burgers die over heikele maatschappelijke problemen van gedachten wisselen en tot aanbevelingen voor de politiek komen. Om de representatieve democratie een nieuwe impuls te geven. Kostenplaatje: 460.000 euro, te financieren door het publiek. Van Reybrouck heeft een fondsenwerver nodig …

Ik herinner me nog de eerste stuurgroep meeting van de G1000 waar ik aan deelnam, mei 2011”, vertelt Cato Léonard. “Kort voordien was ik David tegengekomen en had ik toegezegd campagneleider te worden. Vanuit mijn job, bedrijven helpen met het ‘gekwetter van de mensen’ via sociale media om te gaan, en mijn ervaring als business developer voor technologie bedrijven, leek me dat wel wat.
Tijdens die eerst meeting bleek dat ze op zoek waren naar 460.000 euro. Te halen bij de mensen … Julie zijn zot, dacht ik. Vanuit mijn bedrijfservaring wist ik dat budgeten door de crisis onder druk stonden, dat er voor elke 20 of zelfs 5.000 euro werd geknokt. Maar je zit daar met zeer idealistische en gedreven mensen. Dus zoek je een gepaste strategie: wat kunnen we gratis krijgen?”

De eerste opdracht is het project bekend te maken, er liggen uitdagingen op tafel waarvoor brede steun bij de bevolking cruciaal is: er moeten duizend mensen bereid gevonden worden om op een vrije dag met elkaar in discussie te gaan over belangrijke maatschappelijke thema’s én er moet een smak geld gevonden worden om dat te financieren.

Hoe begin je daar aan, tja? Heel enthousiast … met trial & error. Ons eerste probleem was ons bekend maken. De G1000 bestond niet, we hadden geen gevestigde naam en bovendien hadden we geen communicatiebudget. Toch kozen we voor de financieel moeilijkste weg, door per sé een divers staal van de bevolking te willen en niet zomaar de eerste de beste al geëngageerde. De rekrutering van die duizend mensen was één van de elementen die het budget zo zwaar maakte”, vertelt Léonard.


MASSALE MEDIA-AANDACHT

Met een persconferentie op 10 juni, precies een jaar na de verkiezingen die tot de impasse hadden geleid, werd de aftrap gegeven.

Een beetje tot onze verwondering werd, bij wijze van Kick off, het manifest van de G1000 integraal gepubliceerd in maar liefst vijf nationale kranten. Daar waren we enorm blij mee, zoiets was nog maar zelden gezien. Uiteraard kwamen er vragen voor exclusiviteit, maar dat hebben we altijd geweigerd.
De tijd was er wellicht ook rijp voor gezien de uitzichtloosheid van de regeringsonderhandelingen op dat ogenblik. Bovendien ging het om een innovatief project, opgezet door burgers die van buiten het systeem iets wilden doen vanuit een zeer constructieve benadering. Dat had duidelijk nieuwswaarde.

Uiteraard speelden nog elementen mee waardoor de G1000 massaal mediabelangstelling kreeg in de volgende maanden. Het project was inhoudelijk stevig onderbouwd en werd getrokken door betrouwbare, intelligente mensen die bovendien flink wat bekendheid genoten: David Van Reybrouck maakte furore met zijn boek over Congo en had net de Libris literatuurprijs gewonnen, Francesca Van Thielen is sinds jaar en dag een VTM-coryfee en Dave Sinardet is een regelmatig in de media opgevoerd politiek commentator.


VIRTUELE ORGANISATIE

De organisatie rond de G1000 moest gestructureerd worden. Het ging, zoals Cato Léonard het omschrijft, om een organisch gegroeide ‘bende’ heel diverse mensen die zich uit idealisme voluit wilden engageren.

Het is begonnen met David en een zevental mensen, geleidelijk werd het groter. Zouden we die er niet bij nemen en die …”, vertelt Léonard. “Wat ik daarbij vooral geleerd heb is het enorme belang van een groep met zo’n grote verscheidenheid. Ik kom uit het bedrijfsleven, David is archeoloog-schrijver, meer uiteenlopend kunnen twee mensen niet zijn, maar we hebben ongelofelijk goed samen gewerkt”.

Léonard: “Bij het begin hebben we een oproep gelanceerd naar vrijwilligers. Al snel hadden zich 800 vrijwilligers aangediend. Een succes, maar ook een probleem. Niemand van ons had ooit al zoveel volk gemanaged. We bouwden een cascadesysteem, met vrijwilligers die vrijwilligers aanstuurden. We splitsten het werk op in diverse cellen.

Zo hebben we op korte tijd een zeer grote organisatie uitgebouwd, dikwijls met mensen die we nooit gezien hebben. We hadden bijvoorbeeld een cel Vertalers, die vertaalden naar drie talen. Als je daar om 1u ’s nachts een tekst naartoe stuurde, had je die om 2u ’s nachts al vertaald terug. De organisatie was in die zin zeer ‘virtueel’ maar ook zeer reëel. Wellicht behoort dat ook tot de tijdsgeest. Mensen zetten zich met zeer veel enthousiasme en plezier achter iets. Van die betrokkenheid van burgers zijn we echt achterover gevallen, en dat zonder dat je elke week samenkomt of vergadert.

Om het initiatief verder bekend te maken, gingen de initiatiefnemers langs bij zowat alle redacties. “We hebben spontaan van alle media enorm veel aandacht gekregen, audiovisuele en print, zelfs van de ‘boekskes’ als Dag Allemaal, Libelle… De media waren veruit onze enige manier om promotie te maken. Onze grootste schrik was dat we alleen de bovenlaag van de bevolking zouden bereiken, omdat we toch met een behoorlijk intellectueel thema bezig waren. Daarom moesten we meer dan enkel de kwaliteitskranten en politieke magazines bereiken. Die diversifiëring zijn we bewust gaan zoeken.”

Daarnaast ging de G1000 ook op zoek naar parallelle publicatiemogelijkheden. Ze klopten aan bij de traditionele middenveldorganisaties als vakbonden, mutualiteiten, Verbond van Belgische Ondernemingen, Boerenbond… “Die organisaties hebben belangrijke ledenmagazines met grote oplages. Eigenlijk spraken we die organisaties aan op hun core business: plaats nemen tussen basis en overheid. Ze keken met verwondering naar onze methodieken en mobilisatiekracht.”


COMBINATIE FONDSENWERVING EN PR

De bekendmaking van het project en de fondsenwerving moesten noodgedwongen parallel lopen, de tijdspanne tussen 10 juni en 11 november, dag van de G1000 bijeenkomst, was te kort om eerst aan naambekendheid te werken en dan pas de fondsenwerving op te starten.

We hebben in de media altijd zoveel mogelijk de combinatie gemaakt tussen inhoudelijke interviews en een oproep om te steunen. Dat heeft onmiskenbaar effect gehad. Na elk mediaoptreden zagen we giften verschijnen. Uiteindelijk hebben we een echte communicatiecampagne gecreëerd, waarvoor we konden rekenen op pro bono medewerking van reclamebureau Saatchi & Saatchi. Dat is het campagneconcept ‘Heel het land spreekt’ geworden.”


HARD LABEUR

Van in het begin werden duidelijke keuzes gemaakt die ook de fondsenwervingaanpak stuurden. Zo wilden Van Reybrouck en de zijnen voor alles een project dat inhoudelijk en methodologisch zou kloppen, daarop kon niet toegegeven worden. Het moest een project van de burgers zijn en blijven. Elke zweem van beïnvloeding van de agenda moest ten alle prijze vermeden worden, onafhankelijk blijven van geldschieters was primordiaal. Logo-vermeldingen werden niet toegestaan en giften werden tot maximaal 35.000 euro per donateur aanvaard. “Niet dat we veel dergelijke schenkingen gehad hebben”, merkt Cato Léonard overigens fijntjes op.

De keuze voor fondsenwerving bij particulieren is van in het begin een zeer bewuste, bijna ideologische keuze geweest. Ook al hebben we andere pistes zoals benefietconcerten of fundraisingdiners onderzocht. Het opzet was immers zeer duidelijk: dit project moest zowel inhoudelijk als financieel door burgers gedragen worden. Wij startten het initiatief, zorgden voor het ontwikkelen van de methodologie en de praktische organisatie. Maar het waren de burgers die discussiethema’s moesten aanreiken, deelnemen aan de discussies en de nodige financiële middelen moesten aandragen.”

De strategie was zeer eenvoudig”, zo gaat Léonard verder: “Zoveel mogelijk media-aandacht genereren en hopen dat daaruit voldoende steun voortkomt. Dat in combinatie met wat we onze ‘tupperware’-avonden noemden. Bij een aantal ‘captains of industry’ en invloedrijke mensen organiseerden we thuis meetings om steun los te weken. Zo’n gesprekken moet je niet louter doen om geld te vragen, ook de ‘buy in’ van die mensen is zeer belangrijk, door naar hen te luisteren. We hebben daar stevige debatten gehad waarbij we soms als een bende naïevelingen werden opzij gezet … maar dat maakte het net zeer boeiend.”

Maar”, onderstreept Léonard, “de belangrijkste strategie was wellicht: vragen, vragen en vragen. Iedereen kan vragen, maar je moet het ook doen! Want, laat ons wel wezen, er is heel hard gewerkt om er een succes van te maken. Daarvoor moet je medewerkers op hun capaciteiten aanspreken. En dat betekent mensen enthousiasmeren … Daar zit een belangrijke succesfactor van de G1000: de diversiteit van mensen die bij elkaar kwamen en elk vanuit hun capaciteit middelen en contacten konden aanreiken. Bij klassieke non-profits heb je dat minder, daar is veel minder kruisbestuiving.


GEEN ONDERHANDELINGSMARGE

“Natura-sponsoring is bijzonder belangrijk geweest, ook op vlak van communicatie: drukwerk, affichepanelen, advertenties, bioscoopspot … alles is zo goed als gratis geleverd. Wanneer je met een 0-budget zit is er zelfs geen ruimte om te negotiëren. Ik heb eigenlijk de gemakkelijkste job in mijn leven gehad”, lacht Cato Léonard.

“Ik heb heel mijn leven projecten verkocht, dus negotiëren: ja, nog eens honderd er af, of ik doe dit en in ruil doe jij dat … Nu konden we alleen zeggen: “ik heb niets om terug te geven, enkel een oefening in innovatie van de democratie” en op goodwill rekenen. Zalig! Zoiets is natuurlijk alleen mogelijk door het samenspel tussen zeer diverse mensen, met diverse netwerken, gedreven door een sterke visie.”


VISIE & NETWERK

Als je Cato Léonard naar kritische succesfactoren vraagt, is ze zeer duidelijk: “Het is een inhoudelijk goed uitgewerkt en degelijk ondersteund project. Initiatiefnemer David Van Reybrouck is een serieuze mens, en zo zaten we met 27 mensen, met elk een enorm netwerk. Netwerk en visie moeten allebei juist zitten: mensen geven niet zomaar voor iets puur politieks omwille van sympathie voor iemand. Ze moeten er ook achterstaan. Maar een netwerk helpt wel deuren openen.”

De aanpak sloeg aan, wat aanvankelijk onmogelijk leek, werd toch mogelijk. “We hebben ons budget zo goed als rond gekregen. We hadden 460.000 euro voorzien, in pure marktwaarde uitgedrukt zou dat zo’n 750.000 euro zijn. Uiteindelijk hebben we op 11 november 2011 een evenement gehad met 700 deelnemers. Daarnaast waren er nog de G-offs, waarbij nog eens zo’n 700 deelnemers spontaan elders gediscussieerd hebben, en er waren nog de G-homes met zo’n 800 deelnemers die elektronisch debatteerden, via brainstormsoftware die het softwarebedrijf Synthetron ons gratis ter beschikking heeft gesteld. De deelnemers aan die G-Homes hebben we gerekruteerd via een mailing met de steun van WDM.”

De G1000 verzamelde 3.018 giften van minder dan 500 euro, 26 giften tussen 500 en 5.000 euro en 13 giften van meer dan 5.000 euro. Er waren inkomsten uit de SMS-actie en sommige culturele instellingen stonden een deel van hun recette af.


GEEN TOEGIFT VOOR GELD

Bij elk TV-optreden of artikel kregen we geld binnen: overschrijvingen van 1 tot een paar honderd euro. We konden ook fiscale attesten aanbieden, via de Stichting voor de Toekomstige Generaties. Overal vermeldden we “de G1000 is maar mogelijk met financiële steun van het publiek.

We merken dat het merendeels om spontane giften van individuele personen ging, niet van bedrijven. Wellicht omdat we geen return konden geven”, zegt Cato Léonard. “Daar zijn we trots op, voor geld hebben we geen enkele toegift gedaan. We hebben ook geld geweigerd, veel geld, omdat men daar voorwaarden aan wilde koppelen. Zeker in die eerste fase, de meest politieke van het hele proces, was dat onmogelijk. Een logo plaatsen zou alles in diskrediet brengen. Voor de derde fase, de G32, ligt dit anders: de agenda werd reeds vastgelegd door de burgers op basis van de eerste resultaten van 11 november 2011.”

We hebben ook stichtingen actief benaderd om steun te krijgen. Natuurlijk bekijk je eerst of je iemand kent. Maar als dat niet het geval was, gewoon de telefoon nemen, mail sturen en vragen mag ik langs komen…?”

Van leveranciers én vrijwilligers kregen we zeer veel natura-giften. De prachtige bloemstukken die tijdens de G1000 in de zaal hingen, bijvoorbeeld, zijn gemaakt door een West-Vlaams clubje bloemenschiksters, die daarvoor bij de lokale tuinders bloemen vroegen … We hebben zo wellicht zo’n 150.000 euro in natura bijeengehaald.”

Nu staan we voor de laatste fase van de G1000 die van september tot november 2012 loopt. Ook hiervoor moeten we nog fondsen bijeenkrijgen. En hoewel we meer naamsbekendheid hebben, blijft het een grote uitdaging. Dus in de goede traditie van de G1000 vermeld ik hier graag het rekening nummer van de Stichting voor Toekomstige Generaties: 523-0812345-45 (gebruik "Donatie G1000 - STG" als mededeling).


BEGINNERS GELUK?

Het hele G1000 verhaal leest als een succesverhaal. Kan het op dit elan gewoon doorgaan, polsen we bij Cato Léonard?

Als we het vandaag opnieuw zouden doen, weet ik niet of het zo nog zou lukken. Een van de voordelen die we wellicht hadden, is dat we niks van fondsenwerving kenden. Dat klinkt gek, maar het betekent ook dat we er vrij onbezonnen aan begonnen zijn.”

We hebben gaandeweg ook onze ‘naïeve’ verwachtingen moeten bijstellen. Er zijn zoals altijd wel momenten geweest van teleurstelling of ontmoediging … En cours de route bekeken we wat er zou gebeuren als we het benodigde bedrag niet zouden bijeen krijgen. Onze eerste maatstaf daarbij was de methodologische integriteit. Zo bijvoorbeeld de beslissing dat we pas vanaf minimum 100 deelnemers de G1000 zouden laten doorgaan.”

Maar ik blijf er bij. Het is de combinatie van heel die bende mensen die het project tot een succes heeft gemaakt. Uit alle geledingen hadden we iemand: bedrijfsleven, academische wereld, culturele wereld, media …

Over de G1000: www.g1000.org


TIEN G1000-LESSEN VOOR ELKE FONDSENWERVER
Ze startten dan wel zonder ervaring, al snel pasten de initiatiefnemers van de G1000 enkele belangrijke basisprincipes toe. De fondsenwervingsadviseurs van EthiCom distilleerden ze voor u uit het verhaal:

1.      Het begint bij een sterk project, een verhaal in haar maatschappelijke context.
2.      Fondsenwerving is een bewust keuze, een deel van het DNA van je project.
3.      Netwerken openen deuren, maar visie en overtuiging motiveren.
4.       Passie, enthousiasme en hard werken zijn de sleutel.
5.      Diversiteit en reputatie van je mensen maakt het verschil.
6.      Houd vast aan je basisprincipes, doe geen toegevingen voor geld. Durf geld weigeren.
7.      Leer leven met weerstand, kritiek en ‘neens’.
8.      Staar je niet blind op gebrekkige naamsbekendheid, die groeit tijdens je fondsenwerving.
9.      Op een gegeven moment moet je het gewoon doen.
10.   Vragen, vragen, vragen…


Koen Van den Broeck & Ilja De Coster

Een bewerking van dit artikel verscheen ook in het Vakblad Fondsenwerving, augustus/september 2012