donderdag 25 oktober 2012

Hoe de G1000 aan haar budget kwam: vragen, vragen en … vragen!


Ergens in het vroege voorjaar van 2011. België verkeert in een nooit geziene politieke impasse. David Van Reybrouck, gevierd schrijver, lanceert met gelijkgezinden de G1000, een bijeenkomst van duizend burgers die over heikele maatschappelijke problemen van gedachten wisselen en tot aanbevelingen voor de politiek komen. Om de representatieve democratie een nieuwe impuls te geven. Kostenplaatje: 460.000 euro, te financieren door het publiek. Van Reybrouck heeft een fondsenwerver nodig …

Ik herinner me nog de eerste stuurgroep meeting van de G1000 waar ik aan deelnam, mei 2011”, vertelt Cato Léonard. “Kort voordien was ik David tegengekomen en had ik toegezegd campagneleider te worden. Vanuit mijn job, bedrijven helpen met het ‘gekwetter van de mensen’ via sociale media om te gaan, en mijn ervaring als business developer voor technologie bedrijven, leek me dat wel wat.
Tijdens die eerst meeting bleek dat ze op zoek waren naar 460.000 euro. Te halen bij de mensen … Julie zijn zot, dacht ik. Vanuit mijn bedrijfservaring wist ik dat budgeten door de crisis onder druk stonden, dat er voor elke 20 of zelfs 5.000 euro werd geknokt. Maar je zit daar met zeer idealistische en gedreven mensen. Dus zoek je een gepaste strategie: wat kunnen we gratis krijgen?”

De eerste opdracht is het project bekend te maken, er liggen uitdagingen op tafel waarvoor brede steun bij de bevolking cruciaal is: er moeten duizend mensen bereid gevonden worden om op een vrije dag met elkaar in discussie te gaan over belangrijke maatschappelijke thema’s én er moet een smak geld gevonden worden om dat te financieren.

Hoe begin je daar aan, tja? Heel enthousiast … met trial & error. Ons eerste probleem was ons bekend maken. De G1000 bestond niet, we hadden geen gevestigde naam en bovendien hadden we geen communicatiebudget. Toch kozen we voor de financieel moeilijkste weg, door per sé een divers staal van de bevolking te willen en niet zomaar de eerste de beste al geëngageerde. De rekrutering van die duizend mensen was één van de elementen die het budget zo zwaar maakte”, vertelt Léonard.


MASSALE MEDIA-AANDACHT

Met een persconferentie op 10 juni, precies een jaar na de verkiezingen die tot de impasse hadden geleid, werd de aftrap gegeven.

Een beetje tot onze verwondering werd, bij wijze van Kick off, het manifest van de G1000 integraal gepubliceerd in maar liefst vijf nationale kranten. Daar waren we enorm blij mee, zoiets was nog maar zelden gezien. Uiteraard kwamen er vragen voor exclusiviteit, maar dat hebben we altijd geweigerd.
De tijd was er wellicht ook rijp voor gezien de uitzichtloosheid van de regeringsonderhandelingen op dat ogenblik. Bovendien ging het om een innovatief project, opgezet door burgers die van buiten het systeem iets wilden doen vanuit een zeer constructieve benadering. Dat had duidelijk nieuwswaarde.

Uiteraard speelden nog elementen mee waardoor de G1000 massaal mediabelangstelling kreeg in de volgende maanden. Het project was inhoudelijk stevig onderbouwd en werd getrokken door betrouwbare, intelligente mensen die bovendien flink wat bekendheid genoten: David Van Reybrouck maakte furore met zijn boek over Congo en had net de Libris literatuurprijs gewonnen, Francesca Van Thielen is sinds jaar en dag een VTM-coryfee en Dave Sinardet is een regelmatig in de media opgevoerd politiek commentator.


VIRTUELE ORGANISATIE

De organisatie rond de G1000 moest gestructureerd worden. Het ging, zoals Cato Léonard het omschrijft, om een organisch gegroeide ‘bende’ heel diverse mensen die zich uit idealisme voluit wilden engageren.

Het is begonnen met David en een zevental mensen, geleidelijk werd het groter. Zouden we die er niet bij nemen en die …”, vertelt Léonard. “Wat ik daarbij vooral geleerd heb is het enorme belang van een groep met zo’n grote verscheidenheid. Ik kom uit het bedrijfsleven, David is archeoloog-schrijver, meer uiteenlopend kunnen twee mensen niet zijn, maar we hebben ongelofelijk goed samen gewerkt”.

Léonard: “Bij het begin hebben we een oproep gelanceerd naar vrijwilligers. Al snel hadden zich 800 vrijwilligers aangediend. Een succes, maar ook een probleem. Niemand van ons had ooit al zoveel volk gemanaged. We bouwden een cascadesysteem, met vrijwilligers die vrijwilligers aanstuurden. We splitsten het werk op in diverse cellen.

Zo hebben we op korte tijd een zeer grote organisatie uitgebouwd, dikwijls met mensen die we nooit gezien hebben. We hadden bijvoorbeeld een cel Vertalers, die vertaalden naar drie talen. Als je daar om 1u ’s nachts een tekst naartoe stuurde, had je die om 2u ’s nachts al vertaald terug. De organisatie was in die zin zeer ‘virtueel’ maar ook zeer reëel. Wellicht behoort dat ook tot de tijdsgeest. Mensen zetten zich met zeer veel enthousiasme en plezier achter iets. Van die betrokkenheid van burgers zijn we echt achterover gevallen, en dat zonder dat je elke week samenkomt of vergadert.

Om het initiatief verder bekend te maken, gingen de initiatiefnemers langs bij zowat alle redacties. “We hebben spontaan van alle media enorm veel aandacht gekregen, audiovisuele en print, zelfs van de ‘boekskes’ als Dag Allemaal, Libelle… De media waren veruit onze enige manier om promotie te maken. Onze grootste schrik was dat we alleen de bovenlaag van de bevolking zouden bereiken, omdat we toch met een behoorlijk intellectueel thema bezig waren. Daarom moesten we meer dan enkel de kwaliteitskranten en politieke magazines bereiken. Die diversifiëring zijn we bewust gaan zoeken.”

Daarnaast ging de G1000 ook op zoek naar parallelle publicatiemogelijkheden. Ze klopten aan bij de traditionele middenveldorganisaties als vakbonden, mutualiteiten, Verbond van Belgische Ondernemingen, Boerenbond… “Die organisaties hebben belangrijke ledenmagazines met grote oplages. Eigenlijk spraken we die organisaties aan op hun core business: plaats nemen tussen basis en overheid. Ze keken met verwondering naar onze methodieken en mobilisatiekracht.”


COMBINATIE FONDSENWERVING EN PR

De bekendmaking van het project en de fondsenwerving moesten noodgedwongen parallel lopen, de tijdspanne tussen 10 juni en 11 november, dag van de G1000 bijeenkomst, was te kort om eerst aan naambekendheid te werken en dan pas de fondsenwerving op te starten.

We hebben in de media altijd zoveel mogelijk de combinatie gemaakt tussen inhoudelijke interviews en een oproep om te steunen. Dat heeft onmiskenbaar effect gehad. Na elk mediaoptreden zagen we giften verschijnen. Uiteindelijk hebben we een echte communicatiecampagne gecreëerd, waarvoor we konden rekenen op pro bono medewerking van reclamebureau Saatchi & Saatchi. Dat is het campagneconcept ‘Heel het land spreekt’ geworden.”


HARD LABEUR

Van in het begin werden duidelijke keuzes gemaakt die ook de fondsenwervingaanpak stuurden. Zo wilden Van Reybrouck en de zijnen voor alles een project dat inhoudelijk en methodologisch zou kloppen, daarop kon niet toegegeven worden. Het moest een project van de burgers zijn en blijven. Elke zweem van beïnvloeding van de agenda moest ten alle prijze vermeden worden, onafhankelijk blijven van geldschieters was primordiaal. Logo-vermeldingen werden niet toegestaan en giften werden tot maximaal 35.000 euro per donateur aanvaard. “Niet dat we veel dergelijke schenkingen gehad hebben”, merkt Cato Léonard overigens fijntjes op.

De keuze voor fondsenwerving bij particulieren is van in het begin een zeer bewuste, bijna ideologische keuze geweest. Ook al hebben we andere pistes zoals benefietconcerten of fundraisingdiners onderzocht. Het opzet was immers zeer duidelijk: dit project moest zowel inhoudelijk als financieel door burgers gedragen worden. Wij startten het initiatief, zorgden voor het ontwikkelen van de methodologie en de praktische organisatie. Maar het waren de burgers die discussiethema’s moesten aanreiken, deelnemen aan de discussies en de nodige financiële middelen moesten aandragen.”

De strategie was zeer eenvoudig”, zo gaat Léonard verder: “Zoveel mogelijk media-aandacht genereren en hopen dat daaruit voldoende steun voortkomt. Dat in combinatie met wat we onze ‘tupperware’-avonden noemden. Bij een aantal ‘captains of industry’ en invloedrijke mensen organiseerden we thuis meetings om steun los te weken. Zo’n gesprekken moet je niet louter doen om geld te vragen, ook de ‘buy in’ van die mensen is zeer belangrijk, door naar hen te luisteren. We hebben daar stevige debatten gehad waarbij we soms als een bende naïevelingen werden opzij gezet … maar dat maakte het net zeer boeiend.”

Maar”, onderstreept Léonard, “de belangrijkste strategie was wellicht: vragen, vragen en vragen. Iedereen kan vragen, maar je moet het ook doen! Want, laat ons wel wezen, er is heel hard gewerkt om er een succes van te maken. Daarvoor moet je medewerkers op hun capaciteiten aanspreken. En dat betekent mensen enthousiasmeren … Daar zit een belangrijke succesfactor van de G1000: de diversiteit van mensen die bij elkaar kwamen en elk vanuit hun capaciteit middelen en contacten konden aanreiken. Bij klassieke non-profits heb je dat minder, daar is veel minder kruisbestuiving.


GEEN ONDERHANDELINGSMARGE

“Natura-sponsoring is bijzonder belangrijk geweest, ook op vlak van communicatie: drukwerk, affichepanelen, advertenties, bioscoopspot … alles is zo goed als gratis geleverd. Wanneer je met een 0-budget zit is er zelfs geen ruimte om te negotiëren. Ik heb eigenlijk de gemakkelijkste job in mijn leven gehad”, lacht Cato Léonard.

“Ik heb heel mijn leven projecten verkocht, dus negotiëren: ja, nog eens honderd er af, of ik doe dit en in ruil doe jij dat … Nu konden we alleen zeggen: “ik heb niets om terug te geven, enkel een oefening in innovatie van de democratie” en op goodwill rekenen. Zalig! Zoiets is natuurlijk alleen mogelijk door het samenspel tussen zeer diverse mensen, met diverse netwerken, gedreven door een sterke visie.”


VISIE & NETWERK

Als je Cato Léonard naar kritische succesfactoren vraagt, is ze zeer duidelijk: “Het is een inhoudelijk goed uitgewerkt en degelijk ondersteund project. Initiatiefnemer David Van Reybrouck is een serieuze mens, en zo zaten we met 27 mensen, met elk een enorm netwerk. Netwerk en visie moeten allebei juist zitten: mensen geven niet zomaar voor iets puur politieks omwille van sympathie voor iemand. Ze moeten er ook achterstaan. Maar een netwerk helpt wel deuren openen.”

De aanpak sloeg aan, wat aanvankelijk onmogelijk leek, werd toch mogelijk. “We hebben ons budget zo goed als rond gekregen. We hadden 460.000 euro voorzien, in pure marktwaarde uitgedrukt zou dat zo’n 750.000 euro zijn. Uiteindelijk hebben we op 11 november 2011 een evenement gehad met 700 deelnemers. Daarnaast waren er nog de G-offs, waarbij nog eens zo’n 700 deelnemers spontaan elders gediscussieerd hebben, en er waren nog de G-homes met zo’n 800 deelnemers die elektronisch debatteerden, via brainstormsoftware die het softwarebedrijf Synthetron ons gratis ter beschikking heeft gesteld. De deelnemers aan die G-Homes hebben we gerekruteerd via een mailing met de steun van WDM.”

De G1000 verzamelde 3.018 giften van minder dan 500 euro, 26 giften tussen 500 en 5.000 euro en 13 giften van meer dan 5.000 euro. Er waren inkomsten uit de SMS-actie en sommige culturele instellingen stonden een deel van hun recette af.


GEEN TOEGIFT VOOR GELD

Bij elk TV-optreden of artikel kregen we geld binnen: overschrijvingen van 1 tot een paar honderd euro. We konden ook fiscale attesten aanbieden, via de Stichting voor de Toekomstige Generaties. Overal vermeldden we “de G1000 is maar mogelijk met financiële steun van het publiek.

We merken dat het merendeels om spontane giften van individuele personen ging, niet van bedrijven. Wellicht omdat we geen return konden geven”, zegt Cato Léonard. “Daar zijn we trots op, voor geld hebben we geen enkele toegift gedaan. We hebben ook geld geweigerd, veel geld, omdat men daar voorwaarden aan wilde koppelen. Zeker in die eerste fase, de meest politieke van het hele proces, was dat onmogelijk. Een logo plaatsen zou alles in diskrediet brengen. Voor de derde fase, de G32, ligt dit anders: de agenda werd reeds vastgelegd door de burgers op basis van de eerste resultaten van 11 november 2011.”

We hebben ook stichtingen actief benaderd om steun te krijgen. Natuurlijk bekijk je eerst of je iemand kent. Maar als dat niet het geval was, gewoon de telefoon nemen, mail sturen en vragen mag ik langs komen…?”

Van leveranciers én vrijwilligers kregen we zeer veel natura-giften. De prachtige bloemstukken die tijdens de G1000 in de zaal hingen, bijvoorbeeld, zijn gemaakt door een West-Vlaams clubje bloemenschiksters, die daarvoor bij de lokale tuinders bloemen vroegen … We hebben zo wellicht zo’n 150.000 euro in natura bijeengehaald.”

Nu staan we voor de laatste fase van de G1000 die van september tot november 2012 loopt. Ook hiervoor moeten we nog fondsen bijeenkrijgen. En hoewel we meer naamsbekendheid hebben, blijft het een grote uitdaging. Dus in de goede traditie van de G1000 vermeld ik hier graag het rekening nummer van de Stichting voor Toekomstige Generaties: 523-0812345-45 (gebruik "Donatie G1000 - STG" als mededeling).


BEGINNERS GELUK?

Het hele G1000 verhaal leest als een succesverhaal. Kan het op dit elan gewoon doorgaan, polsen we bij Cato Léonard?

Als we het vandaag opnieuw zouden doen, weet ik niet of het zo nog zou lukken. Een van de voordelen die we wellicht hadden, is dat we niks van fondsenwerving kenden. Dat klinkt gek, maar het betekent ook dat we er vrij onbezonnen aan begonnen zijn.”

We hebben gaandeweg ook onze ‘naïeve’ verwachtingen moeten bijstellen. Er zijn zoals altijd wel momenten geweest van teleurstelling of ontmoediging … En cours de route bekeken we wat er zou gebeuren als we het benodigde bedrag niet zouden bijeen krijgen. Onze eerste maatstaf daarbij was de methodologische integriteit. Zo bijvoorbeeld de beslissing dat we pas vanaf minimum 100 deelnemers de G1000 zouden laten doorgaan.”

Maar ik blijf er bij. Het is de combinatie van heel die bende mensen die het project tot een succes heeft gemaakt. Uit alle geledingen hadden we iemand: bedrijfsleven, academische wereld, culturele wereld, media …

Over de G1000: www.g1000.org


TIEN G1000-LESSEN VOOR ELKE FONDSENWERVER
Ze startten dan wel zonder ervaring, al snel pasten de initiatiefnemers van de G1000 enkele belangrijke basisprincipes toe. De fondsenwervingsadviseurs van EthiCom distilleerden ze voor u uit het verhaal:

1.      Het begint bij een sterk project, een verhaal in haar maatschappelijke context.
2.      Fondsenwerving is een bewust keuze, een deel van het DNA van je project.
3.      Netwerken openen deuren, maar visie en overtuiging motiveren.
4.       Passie, enthousiasme en hard werken zijn de sleutel.
5.      Diversiteit en reputatie van je mensen maakt het verschil.
6.      Houd vast aan je basisprincipes, doe geen toegevingen voor geld. Durf geld weigeren.
7.      Leer leven met weerstand, kritiek en ‘neens’.
8.      Staar je niet blind op gebrekkige naamsbekendheid, die groeit tijdens je fondsenwerving.
9.      Op een gegeven moment moet je het gewoon doen.
10.   Vragen, vragen, vragen…


Koen Van den Broeck & Ilja De Coster

Een bewerking van dit artikel verscheen ook in het Vakblad Fondsenwerving, augustus/september 2012

woensdag 22 augustus 2012

Ook voor de G1000 is fondsenwerving hard labeur


De G1000 ligt de afgelopen tijd in de pers meer onder vuur dan dat er applaus weerklinkt. Dit in schril contrast tot de positieve ambiance die er eind vorig jaar nog heerste rond het burgerinitiatief. Een van de redenen is dat het proces wat slabakt omdat de noodzakelijke fondsen om het initiatief praktisch georganiseerd te krijgen wat achterwege blijven.

Daaruit trekt men dan al snel conclusies. In De Morgen van 21 augustus laat journalist Kristof Windels in zijn interview met David Van Reybrouck zelfs uitschijnen dat het feit dat de zoektocht naar geld moeizaam verloopt “toch iets zegt over het draagvlak”, waarmee hij laat uitschijnen dat het publiek niet langer geïnteresseerd zou zijn in het project voor participatieve democratie.
Dat is de wat naieve en oppervlakkige kijk van de buitenstaander-journalist die wellicht nog nooit een half miljoen euro heeft moeten inzamelen.

Als fondsenwervingsconsultants staan wij eerder verwonderd te kijken naar het schijnbare gemak waarmee Van Reybrouck en zjn companen er in geslaagd zijn om op een goed jaar tijd vanuit het niets zomaar 500.000 euro bij elkaar te halen en tegelijk ook nog eens een vernieuwend project vorm te geven dat 1.000 mensen mobiliseert om over politiek te praten. Dat is op zijn minst een huzarenstukje waar heel wat gevestigde NGO’s en Civil Society organisaties alleen maar kunnen van dromen.

Fondsenwerving is geen gemakkelijke opdracht. Dat is het niet voor gevestigde organisaties als het Rode Kruis of Artsen Zonder Grenzen, en dat is het zeker niet voor een out-of-the-blue opduikend vzwtje. Vraag het maar aan de vele honderden particuliere initiatieven die de afgelopen jaren opgericht werden om een of andere vorm van sociale hulp of ontwikkelingssamenwerking op te zetten. Allemaal worden ze mondeling geapprecieerd voor het schitterende en noodzakelijke werk dat ze doen. En allemaal verzetten ze dag in dag uit hemel en aarde om toch maar een paar duizenden euro’s bij elkaar te krijgen, want mondelinge appreciatie leidt niet automatisch tot gulle giften. Zoals Van Reybrouck het in De Morgen ook zegt: “Als je al je middelen moet halen uit fundraising, moet je daar ook gewoon heel hard aan werken”.

Gun de G1000 dus wat tijd en verwacht niet teveel mirakels van hen. Ze hebben er intussen toch al een paar op hun palmares …

Koen Van den Broeck

zaterdag 18 augustus 2012


Waarom Netwerk Vlaanderen Fairfin werd …

Fairfin is een sociaal culturele beweging die werkt rond het thema geld, met als doel mensen anders te laten omgaan met geld. Daarvoor biedt Fairfin vormingen, maar ook ethische alternatieven aan die duurzaam bankieren mogelijk maken.
De organisatie zet daarnaast campagnes op het getouw om bij investeerders en banken het bewustzijn te verhogen over de schadelijke sociale en/of ecologische  gevolgen van hun investeringen.

Jullie hebben net een naamswijziging ondergaan nl. van Netwerk Vlaanderen naar Fairfin. Waarom zijn jullie van naam veranderd?
Marjon Meier, communicatie- en fondsenwervingverantwoordelijke: “30 jaar geleden zag Netwerk (Zelfhulp) Vlaanderen het licht. Onze werking is door de jaren heen enorm veranderd. Bovendien koesteren wij ook internationale ambities. Onze organisatie tracht een breed publiek te bereiken en onze naam moet dit publiek natuurlijk aanspreken. De naam Netwerk Vlaanderen en de organisatie groeiden dus geleidelijk uit elkaar. Dit probleem werd ook aangekaart door de werknemers waar het idee groeide een nieuwe naam te introduceren. Ook een doorlichting door EthiCom enige tijd terug maakte duidelijk dat een nieuwe naam aangewezen was.”

Hoe hebben jullie dat concreet aangepakt? Wie is daar allemaal bij betrokken geweest?
Marjon Meier : “In 2009 werd de knoop doorgehakt: er moest een nieuwe naam komen. De zoektocht naar een geschikte naam kon beginnen. De nieuwe naam moest de werking van onze organisatie in één woord samenvatten alsook creatief én professioneel overkomen. Geen makkelijke opdracht dus.

Onze werknemers staken de koppen samen met verschillende communicatiebureaus om deze queeste tot een goed einde te brengen. Na dit proces kwamen er acht namen uit de bus die werden voorgelegd aan de Algemene Vergadering en het bestuur. Zij hebben uiteindelijk, met goedkeuring van onze werknemers, de naam Fairfin gekozen. Deze naam vat perfect samen waar wij als organisatie voor staan nl. Fair finances.”

Hoe hebben jullie de nieuwe naam naar buiten toe gecommuniceerd?
Marjon Meier : “De nieuwe naam werd geheim gehouden voor de buitenwereld tot de metamorfose van Netwerk Vlaanderen naar Fairfin volledig op punt stond en al het promotiemateriaal voorhanden was.
Vanaf 1 maart werden de verschillende betrokken partijen, de achterban en de pers op de hoogte gebracht van de nieuwe naam. Donderdag 29 maart was het dan eindelijk zover, het geboortefeest van Fairfin waar de verschillende aanwezigen konden kennismaken met onze nieuwe naam en de nieuwe huisstijl. De reacties waren overwegend positief. Iedereen stelde zich begripvol en open op. Onze angst en voorzichtigheid bleken dus grotendeels onterecht te zijn.

Kan je inschatten welke invloed de naamsverandering zal hebben op de communicatie van de organisatie?
Marjon Meier : “Het belangrijkste gevolg is het zelfvertrouwen waarmee wij bij Fairfin in de toekomst naar buiten gaan treden. Deze naam behoeft geen verdere uitleg. Fairfin zegt nu eenmaal alles waardoor wij meteen met de deur in huis kunnen vallen. De nieuwe naam en huisstijl geven ons zin om naar buiten te treden.
In het verleden werd de nadruk gelegd op onze campagnes en verdween de organisatie meermaals naar de achtergrond. Vanaf nu zal onze nieuwe naam pronken op al onze communicatie. Ook de internationale uitstraling van onze naam zal de communicatie vergemakkelijken.”

Welke invloed heeft de doorlichting van EthiCom nog gehad op jullie organisatie?
Marjon Meier :  “EthiCom heeft mij  eerst en vooral persoonlijk enorm veel bijgebracht op het vlak van fondsenwerving. Na een doorlichting van ons communicatiebeleid door EthiCom is duidelijk geworden dat enkele dingen aan verbetering toe waren. Ze hebben ons op onze zwakke punten gewezen en ons in de juiste richting gestuurd. Ze hebben ons de boost gegeven om cruciale stappen te ondernemen.

Op basis van hun advies zijn wij aan de slag gegaan om een nieuwe naam te bedenken en onze fondsenwerving via de website ook op particulieren te richten. Aanvankelijk hadden wij het moeilijk geld te vragen aan particulieren maar EthiCom heeft ons hierin, met begrip voor onze standpunten, gerustgesteld en stap per stap begeleid. “


Stefie Bogaerts

vrijdag 15 juni 2012

Journalist als handlanger afpersers

"Hackers ontmaskeren onbeschoft uitzendkantoor" kopt De Standaard online vandaag. In artikel blijkt het te gaan om hackers die een 'losgeld' vragen voor gestolen privacy-gevoelige informatie. Pure chantage dus.
Dat heeft niet veel met ontmaskeren te maken, maar alles met criminaliteit. Toch wordt slachtoffer aan schandpaal genageld op basis van beperkte en mogelijks gemanipuleerde informatie. Vind ik dubieuze journalistiek, journalist als handlanger van criminelen ...

vrijdag 25 mei 2012

Als media tegenstanders worden


Het overkomt ons als fondsenwervers geregeld: consumentenprogramma’s die kritisch berichten over fondsenwerving en fondsenwervers. Denk maar aan de commotie enige tijd terug over de bezoldigde straatwervers van Amnesty International, over een te meelijwekkende brief van de Vlaamse Liga tegen Kanker en over een boek dat claimde dat maar 1 op de 100 ingezamelde euro’s naar het Zuiden zou gaan ….

In Vlaanderen is het zelfs een seizoensgebonden fenomeen: bij de aanvang van de nationale 11.11.11-campagne of in december, dé vrijgevigheidsperiode bij uitstek, duiken er steevast artikels op die bepaalde fondsenwervingpraktijken al dan niet terecht op de korrel nemen.

Het mag ons niet verwonderen, dergelijke kritiek. Met hun fondsenwervingsboodschappen bereiken Goede Doelen een groot publiek, en dus vragen kritische journalisten én hun publiek zich terecht af hoe een en ander georganiseerd is.

Toch hebben we als fondsenwervers de neiging defensief en gepikkeerd te reageren op dergelijke berichtgeving: we werken toch voor het Goede Doel, is dat niet voldoende als garantie op een verantwoorde aanpak? Neen dus.

Wat vooral opvalt is hoe we als fondsenwervers zo weinig bezig zijn met de beeldvorming rond onze opdracht in de media. Dat is des te verwonderlijker omdat fondsenwerving voor elke non-profitorganisatie een strategische functie is.

De media-aandacht voor fondsenwervende acties wordt ook alsmaar groter. Uit een onderzoek van EthiCom blijkt dat in de periode oktober 2000 -januari 2001 in de Vlaamse pers zo’n 192 artikels verschenen die verband hielden met fondsenwervingsactiviteiten. In de periode oktober 2008-januari 2009 waren er dat om en bij de 1.250. 

Uit onderzoek van de Amerikaanse professor in de filantropie Adrian Sargeant, blijkt dat voor 75% van de donateurs algemene media de belangrijkste informatiebron over goede doelen vormen. Het vervelende daarbij is dat de media-aandacht voor andere organisaties, ook invloed heeft op het imago van en vertrouwen in uw organisatie …

De aandacht voor onze sector en ons vak wordt dus alsmaar groter, maar wie neemt de verdediging van de fondsenwerving op zich?

Voorveronderstellingen

Voor het feit dat fondsenwerving al eens scheef bekeken wordt, draagt ook de non-profitsector zelf verantwoordelijkheid: binnen de Goede Doelen wordt fondsenwerving nog te veel als een ‘noodzakelijk kwaad’ gezien. Vanuit communicatieperspectief, wordt te weinig geïnvesteerd in het verantwoorden en verduidelijken van het het waarom en hoe er aan fondsenwerving wordt gedaan.

Maar los daarvan leven bij het publiek natuurlijk tal van vragen en bedenkingen over non-profitorganisaties en hun fondsenwerving. Die zijn vooral gebaseerd op een aantal mythes en voorveronderstellingen.
Brits onderzoek wijst zelfs op een ‘perception gap’: een groeiende kloof tussen het beeld bij het publiek over non-profits en de realiteit. Het algemeen publiek blijkt een positief, maar simplistisch en naïef beeld te hebben over goede doelen. Hun ideeën staan veraf van de realiteit van hedendaagse, professioneel gerunde non-profitorganisaties. Men blijkt een aantal actuele evoluties in de sector gemist te hebben.

Deze vooroordelen draaien fundamenteel rond de volgende logica’s:
·       zonder winstbejag = vrijwilligerswerk = zonder kosten
·       voor het algemeen belang = geen competitie tussen organisaties
·       Goede doel = positief en vriendelijk

Alles wat niet in deze logica past - zoals betaalde medewerkers, overheadkosten, werken met commerciële bedrijven als leveranciers, opdringerige marketing, verschillende non-profits die apart werken … - verontrust schenkers en doet hen twijfelen over blijvende steun.

Tegelijk houdt de spanning tussen vooroordeel en realiteit controverse in en heeft dus nieuwswaarde voor journalisten. En die liggen op vinkenslag.

In essentie is het publiek, dat positief staat tegenover non-profits, (terecht) bezorgd over 5 kernthema’s:
1.     hoe wordt het geld gespendeerd en hoe zit het met mogelijke verspilling, inefficiëntie en extravagantie;
2.     hoe worden fondsen geworven en werken fondsenwervingtechnieken wel en zijn ze kostefficiënt;
3.    hoe functioneren goede doelen en hoe professioneel ze zijn;
4.     hebben goede doelen impact en is een gift in geld of tijd wel zinvol;
5.     is onze eigen privacy beschermd.

Als non-profitorganisaties moeten we ons van die bezorgdheden bewust zijn en er antwoorden op bieden. Fundamenteel moeten we aan opvoeding over fondsenwerving doen. Begrip over hoe non-profits en hun fondsenwerving functioneren leidt tot minder wantrouwen en een grotere donortrouw.


Ook binnen de non-profitsector, en haar leveranciers, zijn er actoren die het niet altijd even zuiver spelen. Dit vormt een voedingsbodem voor kritische bedenkingen vanuit de publieke opinie en de media. Willen we als non-profitorganisaties weerstand kunnen bieden aan deze kritieken, dan moeten we zorgen dat onze interne keuken op orde staat.

Onze interne keuken op orde houden heeft te maken met 3 sleutelfactoren: impact, ethiek en transparantie. Als we op deze sleutelfactoren goed scoren maaien we het gras weg voor de voeten van mogelijke criticasters.


Onze donoren geven opdat wij met hun geld de wereld een stukje beter zouden maken. Het oplossen van een maatschappelijk probleem is de ultieme bestaansreden van elke non-profitorganisatie.
De cruciale vraag is dan ook of we die belofte waar maken – kritische opmerkingen genre “is het geld wel goed besteed?” of “komt het geld wel terecht waarvoor het bedoeld is?” hebben hiermee te maken.

Non-profitorganisaties die zichzelf serieus nemen doen dan ook uitgebreid aan impactmeting: realiseren we de maatschappelijke doelstellingen die we ambiëren te bereiken? Zelfs al is de problematiek waarrond we werken complex, zetten we toch stapjes vooruit?


De non-profitsector is bij uitstek een door normen en waarden gedreven sector. Wat we doen, doen we niet uit financieel winstbejag maar vanuit verontwaardiging, sociaal engagement, idealisme…
Dat betekent dat alles wat we doen als non-profitorganisatie moet passen binnen een ethisch kader dat we opleggen aan ons zelf én aan onze leveranciers.

Binnen de sector zijn er minimale, gemeenschappelijke ethische normen die we ons zelf opleggen. Maar niets belet dat een organisatie zichzelf hier bovenop nog een aantal strengere normen oplegt – dit vanuit haar eigen visie, normen en waarden.

Als organisatie én als sector bouwen we controlemechanismen in om te bewaken dat we onze ethiek niet enkel in woorden, maar ook in daden beleven.


We hebben niets te verbergen: we doen wat we zeggen en we zeggen wat we doen. Geen mooie verhaaltjes, maar eerlijk de waarheid. Financiële cijfers, kosten en opbrengsten, werkingsverslagen, evaluaties, controlemechanismen: we publiceren ze proactief of stellen ze ter beschikking. We nodigen mensen actief uit er kennis van te nemen.

Een veel gestelde vraag bij het publiek is of de directeurs van NGO’s niet buitensporig verdienen? Bij EthiCom namen we de proef op de som. We onderzochten 156 websites van leden van de Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving. Resultaat? Slechts op vier websites konden we binnen een tijdsbestek van minder dan 45 minuten het loon van de directeur terug vinden …

Ook wanneer iets misgelopen is, zijn we daar transparant over. Als we transparantie serieus nemen communiceren we ook over mislukkingen, gemaakte fouten, onverwachte wendingen die problemen veroorzaken… Niets menselijk is ons vreemd, we zijn niet perfect – zolang we maar leren uit onze fouten. Te veel jaarrapporten van non-profits zijn eenzijdige goed nieuwsshows, wie gelooft dat nog?

Het Nederlandse initiatief voor de award voor ‘briljantste mislukking’ – in 2010 overigens gewonnen door het Vlaamse Vredeseilanden – is een perfecte aanzet om dat besef aan te scherpen.

Boodschappen over fondsenwerving

Het publiek stelt dus een aantal vragen vanuit haar vooroordelen over non-profits, maar vaak ook vanuit een positieve bezorgdheid voor het goede doel.

Door open en eerlijk op deze vragen te antwoorden, kunnen non-profitorganisaties de relatie met hun publiek verstevigen. Goede fondsenwervers luisteren naar het publiek en beantwoorden hun vragen proactief.

Idealiter stelt elke organisatie haar eigen Questions & Awnsers (Q&A) op. Vele vragen en antwoorden zijn gelijkaardig voor de gehele fondsenwervende sector. Toch zijn er verschillen die elke organisatie nopen een eigen variant op een standaard Q&A te maken.
Inspiratie is zeker te halen uit het uitgebreide document “Asking for it. Honest answers to tough questions. The essential Q&A for all charities” van de Britse ImpACT Coalition[1]. Dit document bevat een hele reeks vragen die het publiek zich over fondsenwerving stelt met mogelijke antwoorden.


Maar we moeten verder durven gaan dan eerder technische antwoorden op eerder technische vragen. We moeten het fenomeen van een kritische houding t.o.v. fondsenwerving en professionalisering van non-profits in een bredere maatschappelijke context durven plaatsen.

Daartoe, en om goed voorbereid te zijn op communicatie met de pers, is het belangrijk enkele kernboodschappen te ontwikkelen die steeds dienen terug te komen als we met het publiek communiceren.

De Britse ImpACT Coalition[2] formuleerde hiertoe 6 kernthema’s[3]:
1.     Goede doelen zijn effectief en doen belangrijk werk.
2.     Om meer fondsen te werven moeten goede doelen eerst geld uitgeven.
3.    Goede doelen spenderen giften voorzichtig en verstandig.
4.     Goede doelen zijn onderworpen aan strikte wetgeving en doen aan zelfregulering.
5.     Goede doelen werken samen.
6.    Goede doelen hebben particuliere giften nodig omdat die echt het verschil maken.

Ook de Britse PFRA[4] - belangenbehartiger van de Face-to-face fondsenwerving in het VK - formuleerde enkel kernboodschappen die doorheen haar diverse communicatie steeds terugkomen. Deze boodschappen zijn ook bedoeld voor de non-profitsector zelf – die de F2F techniek ook niet altijd verdedigt:
·       F2F fondsenwerving is niet uitzonderlijk
·       F2F wordt uitgevoerd volgens de hoogste professionele normen.
·       F2F is een kostefficiënte methode van fondsenwerving.
·       Een donor is geen consument.
·       Fondsenwervers hebben het recht een gift te vragen, net zoals mensen het recht hebben een gift te weigeren.
·       Straatwervers zijn volwaardige en gelijkwaardige leden van het fondsenwervingvak.
·       F2F is ook voordelig voor de begunstigde.
·       F2F is een wereldwijd gebruikte fondsenwervingmethode.
·       F2F is aangestuurd door goede doelen.

Reputatie


De beste remedie tegen crisissen is ze te voorkomen. Op het vlak van kritiek op fondsenwervingpraktijken begint dat bijvoorbeeld bij het constant werken aan een sterke positieve reputatie. Een sterke reputatie heeft twee voordelen: het maakt een geïssoleerde aanval minder geloofwaardig en beperkt de schade zolang de aanval oppervlakkig blijft.

Dat betekent dat we niet hoeven te wachten op een crisis om te communiceren, integendeel. Anticipeer ook op de kritiek, bijvoorbeeld door bij de opstart van een campagne of de introductie van een nieuwe fondsenwervingtechniek onmiddellijk met de pers te communiceren over zowel de inhoudelijjke doelstellingen als over de technische aspecten van de fondsenwervingactie.

Kom je toch in een crisissituatie terecht, hou dan acht met de belangrijkste regels van de crisiscommunicatie. Vergeet je eigen achterban niet: schenkers, vrijwilligers, sympathisanten, straat­wervers of bestuurders kunnen beter als eerste je communicatie ontvangen.

Bepaal duidelijk je boodschap en baken af wat je wel en niet wil zeggen, maar lieg niet. Erken fouten onmiddellijk en vertel welke maatregelen je neemt om die in de toekomst te vermijden en hoe eventuele schade zal hersteld worden.

Word je beschuldigd van malafide praktijken, geef dan concrete feiten om valse beschuldigingen te weerleggen en schakel eventueel geloofwaardige bondgenoten in om je te verdedigen. En gebruik de crisis als opportuniteit om nog eens uit te leggen wat u doet, waarom u het doet en hoe u het doet.

Samen reageren

De reputatie en geloofwaardigheid van het fondsenwervingvak verdedigen, is niet het werk van die ene eenzame fondsenwerver die toevallig in het oog van de storm terecht gekomen is. Dat zou al te gemakkelijk zijn, want wat vandaag hem overkomt, kan morgen onszelf overkomen.

Neen, de verdediging van het vak is een verantwoordelijkheid die op al onze schouders tesamen rust. Eerst en vooral door in onze werking en communicatie rekening te houden met de drieslag “impact, ethiek, transparantie” om zo weinig mogelijk aanleiding tot kritiek te creëren.

Daarnaast moeten we bereid zijn voortdurend weer uit te leggen waarom we doen wat we doen en hoe we dat doen. Hou daarbij voor ogen dat elke crisis in die zin een opportuniteit is: wanneer kritiek opduikt, ook al is het op iemand anders, kruip dan niet in je schulp maar communiceer open en assertief.

Koen Van den Broeck & Ilja De Coster
EthiCom cvba – Passion for Civil Society


Dit artikel verscheen ook in het Vakblad Fondsenwerving juni/juli 2011




[1] Gratis downloadbaar: http://www.acevo.org.uk/impact > resources > practical guides
[2] ImpACT Coalition (ImpACT: Improving Accountability, Clarity and Transparency): The ImpACT Coalition, supported and resourced by ACEVO brings together over 380 charities and trade bodies to work together to improve transparency and accountability and preserve public trust in the charitable sector. Meer info: http://www.acevo.org.uk/impact
[3] Zie ook: «Getting the message across: Practical strategies to help charities to change the way stakeholders see them.» uitgave van nfpSynergy en ImpACT coalition, Oktober 2006. Gratis downloadbaar: http://www.acevo.org.uk/impact > resources > practical guides
[4] PFRA (Public Fundraising Regulatory Association). The Public Fundraising Regulatory Association is the charity-led membership body that self-regulates all forms of direct debit 'face-to-face fundraising' (F2F). Meer info: http://www.pfra.org.uk/

Engagement + Professionalism = Impact

We proudly present:

donderdag 24 mei 2012

Uit de oude doos ...

en het is er een beetje aan te zien, ten minste wat de beeldkwaliteit betreft.


Youtube-filmpjes van een Kortom-debat "Media in beweging", van 21 mei 2008. Toen nog met intussen helaas wijlen Bruno Huygebaert. Ikzelf mocht modereren. Het eerste zie je hier, via de links hieronder kan je het vervolg bekijken.








zondag 13 mei 2012

Op Fundraising Day op 15 mei spreek ik over de relatie tussen fondsenwerving en persrelaties. Hier krijg je al een voorproefje.

Hoe on-anoniem kan anoniem zijn?

Anonimiteit verzekerd?
Artikeltje over een tragisch voorval op DSonline / HNB.be op 13 mei 2012.


Een halfslachtige poging van de journalist om de anonimiteit van de dader te bewaren. Dader wordt vermeld met initialen en op foto wordt 'een poging' gedaan hem onherkenbaar te maken.
Maar echtgenote die tegelijk ook slachtoffer is, wordt voluit met naam vernoemd en volledig herkenbaar geportretteerd.


What's the use?


Koen Van den Broeck