Ergens
in het vroege voorjaar van 2011. België verkeert in een nooit geziene politieke
impasse. David Van Reybrouck, gevierd schrijver, lanceert met gelijkgezinden de
G1000, een bijeenkomst van duizend burgers die over heikele maatschappelijke
problemen van gedachten wisselen en tot aanbevelingen voor de politiek komen. Om
de representatieve democratie een nieuwe impuls te geven. Kostenplaatje:
460.000 euro, te financieren door het publiek. Van Reybrouck heeft een
fondsenwerver nodig …
“Ik herinner me nog de eerste stuurgroep
meeting van de G1000 waar ik aan deelnam, mei 2011”, vertelt Cato Léonard. “Kort voordien was ik David tegengekomen en
had ik toegezegd campagneleider te worden. Vanuit mijn job, bedrijven helpen
met het ‘gekwetter van de mensen’ via sociale media om te gaan, en mijn ervaring
als business developer voor technologie bedrijven, leek me dat wel wat.
Tijdens die eerst meeting bleek
dat ze op zoek waren naar 460.000 euro. Te halen bij de mensen … Julie zijn
zot, dacht ik. Vanuit mijn bedrijfservaring wist ik dat budgeten door de crisis
onder druk stonden, dat er voor elke 20 of zelfs 5.000 euro werd geknokt. Maar
je zit daar met zeer idealistische en gedreven mensen. Dus zoek je een gepaste
strategie: wat kunnen we gratis krijgen?”
De
eerste opdracht is het project bekend te maken, er liggen uitdagingen op tafel
waarvoor brede steun bij de bevolking cruciaal is: er moeten duizend mensen
bereid gevonden worden om op een vrije dag met elkaar in discussie te gaan over
belangrijke maatschappelijke thema’s én er moet een smak geld gevonden worden
om dat te financieren.
“Hoe begin je daar aan, tja? Heel enthousiast
… met trial & error. Ons eerste probleem was ons bekend maken. De G1000
bestond niet, we hadden geen gevestigde naam en bovendien hadden we geen
communicatiebudget. Toch kozen we voor de financieel moeilijkste weg, door per
sé een divers staal van de bevolking te willen en niet zomaar de eerste de
beste al geëngageerde. De rekrutering van die duizend mensen was één van de
elementen die het budget zo zwaar maakte”, vertelt Léonard.
MASSALE
MEDIA-AANDACHT
Met
een persconferentie op 10 juni, precies een jaar na de verkiezingen die tot de
impasse hadden geleid, werd de aftrap gegeven.
“Een beetje tot onze verwondering werd, bij
wijze van Kick off, het manifest van de G1000 integraal gepubliceerd in maar
liefst vijf nationale kranten. Daar waren we enorm blij mee, zoiets was nog
maar zelden gezien. Uiteraard kwamen er vragen voor exclusiviteit, maar dat
hebben we altijd geweigerd.
De tijd was er wellicht ook
rijp voor gezien de uitzichtloosheid van de regeringsonderhandelingen op dat
ogenblik. Bovendien ging het om een innovatief project, opgezet door burgers
die van buiten het systeem iets wilden doen vanuit een zeer constructieve
benadering. Dat had duidelijk nieuwswaarde.”
Uiteraard
speelden nog elementen mee waardoor de G1000 massaal mediabelangstelling kreeg
in de volgende maanden. Het project was inhoudelijk stevig onderbouwd en werd getrokken
door betrouwbare, intelligente mensen die bovendien flink wat bekendheid
genoten: David Van Reybrouck maakte furore met zijn boek over Congo en had net
de Libris literatuurprijs gewonnen, Francesca Van Thielen is sinds jaar en dag
een VTM-coryfee en Dave Sinardet is een regelmatig in de media opgevoerd
politiek commentator.
VIRTUELE
ORGANISATIE
De
organisatie rond de G1000 moest gestructureerd worden. Het ging, zoals Cato
Léonard het omschrijft, om een organisch gegroeide ‘bende’ heel diverse mensen
die zich uit idealisme voluit wilden engageren.
“Het is begonnen met David en een zevental
mensen, geleidelijk werd het groter. Zouden we die er niet bij nemen en die …”,
vertelt Léonard. “Wat ik daarbij vooral geleerd
heb is het enorme belang van een groep met zo’n grote verscheidenheid. Ik kom
uit het bedrijfsleven, David is archeoloog-schrijver, meer uiteenlopend kunnen
twee mensen niet zijn, maar we hebben ongelofelijk goed samen gewerkt”.
Léonard:
“Bij het begin hebben we een oproep
gelanceerd naar vrijwilligers. Al snel hadden zich 800 vrijwilligers aangediend.
Een succes, maar ook een probleem. Niemand van ons had ooit al zoveel volk gemanaged.
We bouwden een cascadesysteem, met vrijwilligers die vrijwilligers aanstuurden.
We splitsten het werk op in diverse cellen.
Zo hebben we op korte tijd
een zeer grote organisatie uitgebouwd, dikwijls met mensen die we nooit gezien
hebben. We hadden bijvoorbeeld een cel Vertalers, die vertaalden naar drie
talen. Als je daar om 1u ’s nachts een tekst naartoe stuurde, had je die om 2u
’s nachts al vertaald terug. De organisatie was in die zin zeer ‘virtueel’ maar
ook zeer reëel. Wellicht behoort dat ook tot de tijdsgeest. Mensen zetten zich
met zeer veel enthousiasme en plezier achter iets. Van die betrokkenheid van
burgers zijn we echt achterover gevallen, en dat zonder dat je elke week
samenkomt of vergadert.”
Om
het initiatief verder bekend te maken, gingen de initiatiefnemers langs bij zowat
alle redacties. “We hebben spontaan van
alle media enorm veel aandacht gekregen, audiovisuele en print, zelfs van de
‘boekskes’ als Dag Allemaal, Libelle… De media waren veruit onze enige manier
om promotie te maken. Onze grootste schrik was dat we alleen de bovenlaag van
de bevolking zouden bereiken, omdat we toch met een behoorlijk intellectueel
thema bezig waren. Daarom moesten we meer dan enkel de kwaliteitskranten en
politieke magazines bereiken. Die diversifiëring zijn we bewust gaan zoeken.”
Daarnaast
ging de G1000 ook op zoek naar parallelle publicatiemogelijkheden. Ze klopten
aan bij de traditionele middenveldorganisaties als vakbonden, mutualiteiten,
Verbond van Belgische Ondernemingen, Boerenbond… “Die organisaties hebben belangrijke ledenmagazines met grote oplages.
Eigenlijk spraken we die organisaties aan op hun core business: plaats nemen
tussen basis en overheid. Ze keken met verwondering naar onze methodieken en
mobilisatiekracht.”
COMBINATIE
FONDSENWERVING EN PR
De
bekendmaking van het project en de fondsenwerving moesten noodgedwongen
parallel lopen, de tijdspanne tussen 10 juni en 11 november, dag van de G1000
bijeenkomst, was te kort om eerst aan naambekendheid te werken en dan pas de
fondsenwerving op te starten.
“We hebben in de media altijd zoveel mogelijk
de combinatie gemaakt tussen inhoudelijke interviews en een oproep om te
steunen. Dat heeft onmiskenbaar effect gehad. Na elk mediaoptreden zagen we
giften verschijnen. Uiteindelijk
hebben we een echte communicatiecampagne gecreëerd, waarvoor we konden rekenen
op pro bono medewerking van reclamebureau Saatchi & Saatchi. Dat is het campagneconcept
‘Heel het land spreekt’ geworden.”
HARD
LABEUR
Van
in het begin werden duidelijke keuzes gemaakt die ook de fondsenwervingaanpak stuurden.
Zo wilden Van Reybrouck en de zijnen voor alles een project dat inhoudelijk en
methodologisch zou kloppen, daarop kon niet toegegeven worden. Het moest een
project van de burgers zijn en blijven. Elke zweem van beïnvloeding van de
agenda moest ten alle prijze vermeden worden, onafhankelijk blijven van geldschieters
was primordiaal. Logo-vermeldingen werden niet toegestaan en giften werden tot
maximaal 35.000 euro per donateur aanvaard. “Niet dat we veel dergelijke schenkingen gehad hebben”, merkt Cato
Léonard overigens fijntjes op.
“De keuze voor fondsenwerving bij
particulieren is van in het begin een zeer bewuste, bijna ideologische keuze
geweest. Ook al hebben we andere pistes zoals benefietconcerten of
fundraisingdiners onderzocht. Het opzet was immers zeer duidelijk: dit project
moest zowel inhoudelijk als financieel door burgers gedragen worden. Wij startten
het initiatief, zorgden voor het ontwikkelen van de methodologie en de
praktische organisatie. Maar het waren de burgers die discussiethema’s moesten
aanreiken, deelnemen aan de discussies en de nodige financiële middelen moesten
aandragen.”
“De strategie was zeer eenvoudig”, zo
gaat Léonard verder: “Zoveel mogelijk
media-aandacht genereren en hopen dat daaruit voldoende steun voortkomt. Dat in
combinatie met wat we onze ‘tupperware’-avonden noemden. Bij een aantal ‘captains
of industry’ en invloedrijke mensen organiseerden we thuis meetings om steun
los te weken. Zo’n gesprekken moet je niet louter doen om geld te vragen, ook de
‘buy in’ van die mensen is zeer belangrijk, door naar hen te luisteren. We
hebben daar stevige debatten gehad waarbij we soms als een bende naïevelingen
werden opzij gezet … maar dat maakte het net zeer boeiend.”
“Maar”, onderstreept Léonard, “de belangrijkste strategie was wellicht:
vragen, vragen en vragen. Iedereen kan vragen, maar je moet het ook doen! Want,
laat ons wel wezen, er is heel hard gewerkt om er een succes van te maken. Daarvoor
moet je medewerkers op hun capaciteiten aanspreken. En dat betekent mensen
enthousiasmeren … Daar zit een belangrijke succesfactor van de G1000: de
diversiteit van mensen die bij elkaar kwamen en elk vanuit hun capaciteit
middelen en contacten konden aanreiken. Bij klassieke non-profits heb je dat minder,
daar is veel minder kruisbestuiving.
GEEN
ONDERHANDELINGSMARGE
“Natura-sponsoring is
bijzonder belangrijk geweest, ook op vlak van communicatie: drukwerk,
affichepanelen, advertenties, bioscoopspot … alles is zo goed als gratis
geleverd. Wanneer je met een 0-budget zit is er zelfs geen ruimte om te
negotiëren. Ik heb eigenlijk de gemakkelijkste job in mijn leven gehad”, lacht Cato Léonard.
“Ik heb heel mijn leven
projecten verkocht, dus negotiëren: ja, nog eens honderd er af, of ik doe dit
en in ruil doe jij dat … Nu konden we alleen zeggen: “ik heb niets om terug te
geven, enkel een oefening in innovatie van de democratie” en op goodwill
rekenen. Zalig! Zoiets is natuurlijk alleen mogelijk door het samenspel tussen
zeer diverse mensen, met diverse netwerken, gedreven door een sterke visie.”
VISIE
& NETWERK
Als
je Cato Léonard naar kritische succesfactoren vraagt, is ze zeer duidelijk: “Het is een inhoudelijk goed uitgewerkt en degelijk
ondersteund project. Initiatiefnemer David Van Reybrouck is een serieuze mens, en
zo zaten we met 27 mensen, met elk een enorm netwerk. Netwerk en visie moeten
allebei juist zitten: mensen geven niet zomaar voor iets puur politieks omwille
van sympathie voor iemand. Ze moeten er ook achterstaan. Maar een netwerk helpt
wel deuren openen.”
De
aanpak sloeg aan, wat aanvankelijk onmogelijk leek, werd toch mogelijk. “We hebben ons budget zo goed als rond
gekregen. We hadden 460.000 euro voorzien, in pure marktwaarde uitgedrukt zou
dat zo’n 750.000 euro zijn. Uiteindelijk hebben we op 11 november 2011 een
evenement gehad met 700 deelnemers. Daarnaast waren er nog de G-offs, waarbij
nog eens zo’n 700 deelnemers spontaan elders gediscussieerd hebben, en er waren
nog de G-homes met zo’n 800 deelnemers die elektronisch debatteerden, via
brainstormsoftware die het softwarebedrijf Synthetron ons gratis ter
beschikking heeft gesteld. De deelnemers aan die G-Homes hebben we gerekruteerd
via een mailing met de steun van WDM.”
De
G1000 verzamelde 3.018 giften van minder dan 500 euro, 26 giften tussen 500 en
5.000 euro en 13 giften van meer dan 5.000 euro. Er waren inkomsten uit de
SMS-actie en sommige culturele instellingen stonden een deel van hun recette
af.
GEEN
TOEGIFT VOOR GELD
“Bij elk TV-optreden of artikel kregen we
geld binnen: overschrijvingen van 1 tot een paar honderd euro. We konden ook
fiscale attesten aanbieden, via de Stichting voor de Toekomstige Generaties. Overal
vermeldden we “de G1000 is maar mogelijk met financiële steun van het publiek.”
“We merken dat het merendeels om spontane
giften van individuele personen ging, niet van bedrijven. Wellicht omdat we
geen return konden geven”, zegt Cato Léonard. “Daar zijn we trots op, voor geld hebben we geen enkele toegift gedaan. We
hebben ook geld geweigerd, veel geld, omdat men daar voorwaarden aan wilde
koppelen. Zeker in die eerste fase, de meest politieke van het hele proces, was
dat onmogelijk. Een logo plaatsen zou alles in diskrediet brengen. Voor de
derde fase, de G32, ligt dit anders: de agenda werd reeds vastgelegd door de
burgers op basis van de eerste resultaten van 11 november 2011.”
“We hebben ook stichtingen actief benaderd om
steun te krijgen. Natuurlijk bekijk je eerst of je iemand kent. Maar als dat
niet het geval was, gewoon de telefoon nemen, mail sturen en vragen mag ik
langs komen…?”
“Van leveranciers én vrijwilligers kregen we
zeer veel natura-giften. De prachtige bloemstukken die tijdens de G1000 in de
zaal hingen, bijvoorbeeld, zijn gemaakt door een West-Vlaams clubje bloemenschiksters,
die daarvoor bij de lokale tuinders bloemen vroegen … We hebben zo wellicht
zo’n 150.000 euro in natura bijeengehaald.”
Nu staan we voor de laatste
fase van de G1000 die van september tot november 2012 loopt. Ook hiervoor
moeten we nog fondsen bijeenkrijgen. En hoewel we meer naamsbekendheid hebben,
blijft het een grote uitdaging. Dus in de goede traditie van de G1000 vermeld
ik hier graag het rekening nummer van de Stichting voor Toekomstige Generaties:
523-0812345-45 (gebruik "Donatie G1000 - STG" als mededeling).
BEGINNERS
GELUK?
Het
hele G1000 verhaal leest als een succesverhaal. Kan het op dit elan gewoon
doorgaan, polsen we bij Cato Léonard?
“Als we het vandaag opnieuw zouden doen, weet
ik niet of het zo nog zou lukken. Een van de voordelen die we wellicht hadden,
is dat we niks van fondsenwerving kenden. Dat klinkt gek, maar het betekent ook
dat we er vrij onbezonnen aan begonnen zijn.”
“We hebben gaandeweg ook onze ‘naïeve’
verwachtingen moeten bijstellen. Er zijn zoals altijd wel momenten geweest van
teleurstelling of ontmoediging … En cours de route bekeken we wat er zou
gebeuren als we het benodigde bedrag niet zouden bijeen krijgen. Onze eerste
maatstaf daarbij was de methodologische integriteit. Zo bijvoorbeeld de
beslissing dat we pas vanaf minimum 100 deelnemers de G1000 zouden laten doorgaan.”
Maar
ik blijf er bij. Het is de combinatie van heel die bende mensen die het project
tot een succes heeft gemaakt. Uit alle geledingen hadden we iemand:
bedrijfsleven, academische wereld, culturele wereld, media …
Over
de G1000: www.g1000.org
TIEN G1000-LESSEN VOOR ELKE FONDSENWERVER
Ze startten dan wel zonder ervaring, al snel
pasten de initiatiefnemers van de G1000 enkele belangrijke basisprincipes toe.
De fondsenwervingsadviseurs van EthiCom distilleerden ze voor u uit het
verhaal:
1. Het begint bij een sterk
project, een verhaal in haar maatschappelijke context.
2. Fondsenwerving is een bewust
keuze, een deel van het DNA van je project.
3. Netwerken openen deuren,
maar visie en overtuiging motiveren.
4. Passie, enthousiasme en hard
werken zijn de sleutel.
5. Diversiteit en reputatie van
je mensen maakt het verschil.
6. Houd vast aan je
basisprincipes, doe geen toegevingen voor geld. Durf geld weigeren.
7. Leer leven met weerstand,
kritiek en ‘neens’.
8. Staar je niet blind op
gebrekkige naamsbekendheid, die groeit tijdens je fondsenwerving.
9. Op een gegeven moment moet je
het gewoon doen.
10. Vragen, vragen, vragen…
Koen Van den Broeck & Ilja
De Coster
Een bewerking van dit artikel verscheen ook in het Vakblad Fondsenwerving, augustus/september 2012
Een bewerking van dit artikel verscheen ook in het Vakblad Fondsenwerving, augustus/september 2012