Naar
schatting 14 miljoen mensen worden door de watersnood in Pakistan getroffen.
Dat is een pak meer dan bij de Tsunami van enkele jaren geleden of de
aardbeving in Haïti begin dit jaar. Maar de Tsunami aan financiële steun zoals
die destijds ontstond, daar moeten de Pakistanen vandaag wellicht niet op
rekenen. Naar verluidt plannen de NGO’s niet onmiddellijk grootscheepse
campagnes om geld in te zamelen voor de getroffen Pakistaanse bevolking.
Is
er sprake van selectieve verontwaardiging, ook bij de NGO’s? Zijn Haïtianen
meer inspanning waard dan Pakistanen?
Niets
is minder waar, maar de ene ramp is helaas niet de andere als het op
fondsenwerving aankomt. Ongetwijfeld is de nood aan financiële middelen in
Pakistan vandaag even groot als destijds in Haïtï of het tsunamigebied. Maar de
kaarten om er een geslaagde fondsenwervingactie van te maken, liggen helaas
anders.
De
NGO’s vrezen wellicht terecht dat een grootschalige campagne ten voordele van
Pakistan onrendabel zou blijken. En ze spreken uit ervaring. Ook de aardbeving
in Pakistan van enkele jaren terug leidde niet tot massale solidariteit in ons
land.
Wat
heeft Haïti dat Pakistan niet heeft?
Het
simpele feit van een ramp, zet NGO’s niet meteen aan tot het opzetten van een
fondsenwervingcampagne. Zij schieten pas in actie wanneer zij voelen dat de
solidariteit spontaan naar boven komt borrelen: de media schenken uitgesproken
aandacht aan de ramp, individuele mensen contacteren hen om giften over te
maken, lokale comités zetten een wafelbak op ten voordele van etc.
Pas
wanneer de hoge nood en de publieke opinie mekaar versterken, is voor de NGO’s
de tijd rijp om een campagne op te zetten die de grote investeringen in mensen
en middelen die dat meebrengt, rechtvaardigt.
Grosso
modo bepalen vier elementen of de publieke opinie in solidariteit omslaat: het
verrassingseffect, de massale omvang van de catastrofe, de verbondenheid tussen
de getroffen bevolking en het publiek hier, en het tijdstip waarop een en ander
gebeurt.
Van
deze vier elementen speelt er vandaag maar één in het voordeel van Pakistan: de
massale omvang. Het gaat om heel veel mensen die getroffen zijn. Maar hoewel
meer mensen getroffen zijn dan bij bijv. de Tsunami, blijft het aantal
dodelijke slachtoffers toch eerder beperkt, wat de ernst van de ramp bij het
publiek ook weer relativeert.
Van
een verrassingseffect is er al helemaal geen sprake: de ramp heeft niet
plotsklaps toegeslagen, maar voltrekt zich over een periode van een aantal
dagen tot weken. Het is maar gaandeweg dat de omvang van de catastrofe
duidelijk wordt. Intussen is de media-aandacht nog steeds niet massaal en
treedt er al een zeker gewenningseffect op bij het publiek.
Ook
op het vlak van verbondenheid met de getroffenen, stelt er zich een probleem:
het negatieve imago van de Pakistaanse regio in de publieke opinie, het gebrek
aan een invloedrijke Pakistaanse bevolkingsgroep in ons land, de aversie ten
opzichte van de islam bij een groot deel van de bevolking, de dreigtaal van de
Taliban …. zijn allemaal elementen die Pakistanen in dit geval benadelen t.o.v.
bijvoorbeeld de Haïtianen. Haïtianen roepen bij onze bevolking veel spontaner
gevoelens van sympathie op omwille van de vele Vlaamse paters en hulpverleners
die in dat land actief zijn, de taal die ze spreken, het beeld van de Haïtianen
in ons collectieve geheugen als mensen die in uiterst armoedige omstandigheden
moeten zien te overleven ….
Tenslotte
is er het tijdstip. In volle vakantieperiode zijn we allemaal wat minder alert,
de media reageren wat trager (hoewel een dergelijke ramp in de komkommerperiode
eigenlijk ook welgekomen is om krantenkolommen en TV-journaals te vullen), vele
mensen zitten in het buitenland, onze laatste centen hebben we aan ons hotel
besteed … In de kerst en Nieuwjaarsperiode daarentegen zitten we sowieso in een
mindset van solidariteit en geven. Als er dan om onze solidariteit gevraagd
wordt, is maar een kleine vonk nodig.
Stel
dat de NGO’s hier toch een grootscheepse campagne van zouden willen maken,
welke middelen zouden ze dan in de strijd moeten gooien? Ik weet niet of de
vraag opportuun is, maar wellicht heeft men dan geen andere keuze dan terug te
grijpen naar de klassieke middelen en bijvoorbeeld een blik BV’s of zelfs
internationale vedetten open te trekken, die in het beste geval het rampgebied
gaan bezoeken en in hun zog de media meetrekken die hun oproepen tot
solidariteit dan kunnen uitvergroten.
Wat
ook altijd helpt, zijn Belgische slachtoffers. Niets dat zo tot solidariteit
aanzet dan wanneer we zelf van kortbij met de ramp geconfronteerd worden
doordat we mensen kennen – al is het maar via via – die er bij betrokken zijn.
Dat zou kunnen als er bekende toeristische trekpleisters getroffen zijn, zoals
destijds in Thailand het geval was bij de Tsunami.
Ook
de mate waarin Belgische hulpverleners ter plaatse gaan en als helden kunnen
opgevoerd worden, hun nood kunnen klagen en om steun vragen, is een trigger die
tot geven aanzet.
Tenslotte
blijven ook de media een primordiale rol spelen. Zij zijn de voortrekkers in
het vormen van de publieke opinie. Een aanhoudende en emotionele berichtgeving
creëert het ideale klimaat om tot solidariteit aan te zetten.
Een
en ander brengt ons bij de vraag of we er ons niet gewoon moeten bij neerleggen
dat er nu eenmaal mediagenieke en niet-mediagenieke rampen zijn? Vervolgens
moeten we ons dan afvragen of NGO’s niet de mogelijkheid moeten krijgen
tenvolle gebruik te maken van het ‘fondsenwervingpotentieel’ dat mediagenieke
rampen hebben om extra middelen te genereren die later voor minder mediagenieke
rampen kunnen aangewend worden.
Daar
stoten we evenwel op praktisch en ethische bezwaren.
Het
noodhulp consortium 1212 is voor de uitreiking van fiscale attesten gebonden
aan een strikte afbakening van de inzet van de verzamelde middelen. De fiscale
aftrekbaarheid geldt enkel voor de euro’s ingezameld in functie van die ene
noodramp. Houden ze zich daar niet aan, krijgen ze last met de fiscus.
Daardoor
moest ook Artsen Zonder Grenzen op een bepaald moment aankondigen dat het
stopte met het inzamelen van geld voor de tsunamislachtoffers, omdat ze
voldoende middelen hadden bijeengebracht om hun programma’s in dat gebied te
financieren.
Natuurlijk
zit er ook een ethisch element aan: kan je donateurs oproepen geld te geven
voor Haïti en het dan later aan Pakistani geven? Sommige mensen zullen daar
geen problemen mee hebben, anderen weer wel. Het is een discussie die al lang
leeft binnen de NGO wereld, maar waar tot nog toe geen eenduidig antwoord op
bestaat.
Koen
Van den Broeck
Geen opmerkingen:
Een reactie posten