donderdag 12 augustus 2010

Valt de ramp in Pakistan mediageniek te maken?


Naar schatting 14 miljoen mensen worden door de watersnood in Pakistan getroffen. Dat is een pak meer dan bij de Tsunami van enkele jaren geleden of de aardbeving in Haïti begin dit jaar. Maar de Tsunami aan financiële steun zoals die destijds ontstond, daar moeten de Pakistanen vandaag wellicht niet op rekenen. Naar verluidt plannen de NGO’s niet onmiddellijk grootscheepse campagnes om geld in te zamelen voor de getroffen Pakistaanse bevolking.

Is er sprake van selectieve verontwaardiging, ook bij de NGO’s? Zijn Haïtianen meer inspanning waard dan Pakistanen?

Niets is minder waar, maar de ene ramp is helaas niet de andere als het op fondsenwerving aankomt. Ongetwijfeld is de nood aan financiële middelen in Pakistan vandaag even groot als destijds in Haïtï of het tsunamigebied. Maar de kaarten om er een geslaagde fondsenwervingactie van te maken, liggen helaas anders.
De NGO’s vrezen wellicht terecht dat een grootschalige campagne ten voordele van Pakistan onrendabel zou blijken. En ze spreken uit ervaring. Ook de aardbeving in Pakistan van enkele jaren terug leidde niet tot massale solidariteit in ons land.

Wat heeft Haïti dat Pakistan niet heeft?

Het simpele feit van een ramp, zet NGO’s niet meteen aan tot het opzetten van een fondsenwervingcampagne. Zij schieten pas in actie wanneer zij voelen dat de solidariteit spontaan naar boven komt borrelen: de media schenken uitgesproken aandacht aan de ramp, individuele mensen contacteren hen om giften over te maken, lokale comités zetten een wafelbak op ten voordele van etc.

Pas wanneer de hoge nood en de publieke opinie mekaar versterken, is voor de NGO’s de tijd rijp om een campagne op te zetten die de grote investeringen in mensen en middelen die dat meebrengt, rechtvaardigt.

Grosso modo bepalen vier elementen of de publieke opinie in solidariteit omslaat: het verrassingseffect, de massale omvang van de catastrofe, de verbondenheid tussen de getroffen bevolking en het publiek hier, en het tijdstip waarop een en ander gebeurt.

Van deze vier elementen speelt er vandaag maar één in het voordeel van Pakistan: de massale omvang. Het gaat om heel veel mensen die getroffen zijn. Maar hoewel meer mensen getroffen zijn dan bij bijv. de Tsunami, blijft het aantal dodelijke slachtoffers toch eerder beperkt, wat de ernst van de ramp bij het publiek ook weer relativeert.

Van een verrassingseffect is er al helemaal geen sprake: de ramp heeft niet plotsklaps toegeslagen, maar voltrekt zich over een periode van een aantal dagen tot weken. Het is maar gaandeweg dat de omvang van de catastrofe duidelijk wordt. Intussen is de media-aandacht nog steeds niet massaal en treedt er al een zeker gewenningseffect op bij het publiek.

Ook op het vlak van verbondenheid met de getroffenen, stelt er zich een probleem: het negatieve imago van de Pakistaanse regio in de publieke opinie, het gebrek aan een invloedrijke Pakistaanse bevolkingsgroep in ons land, de aversie ten opzichte van de islam bij een groot deel van de bevolking, de dreigtaal van de Taliban …. zijn allemaal elementen die Pakistanen in dit geval benadelen t.o.v. bijvoorbeeld de Haïtianen. Haïtianen roepen bij onze bevolking veel spontaner gevoelens van sympathie op omwille van de vele Vlaamse paters en hulpverleners die in dat land actief zijn, de taal die ze spreken, het beeld van de Haïtianen in ons collectieve geheugen als mensen die in uiterst armoedige omstandigheden moeten zien te overleven ….

Tenslotte is er het tijdstip. In volle vakantieperiode zijn we allemaal wat minder alert, de media reageren wat trager (hoewel een dergelijke ramp in de komkommerperiode eigenlijk ook welgekomen is om krantenkolommen en TV-journaals te vullen), vele mensen zitten in het buitenland, onze laatste centen hebben we aan ons hotel besteed … In de kerst en Nieuwjaarsperiode daarentegen zitten we sowieso in een mindset van solidariteit en geven. Als er dan om onze solidariteit gevraagd wordt, is maar een kleine vonk nodig.

Stel dat de NGO’s hier toch een grootscheepse campagne van zouden willen maken, welke middelen zouden ze dan in de strijd moeten gooien? Ik weet niet of de vraag opportuun is, maar wellicht heeft men dan geen andere keuze dan terug te grijpen naar de klassieke middelen en bijvoorbeeld een blik BV’s of zelfs internationale vedetten open te trekken, die in het beste geval het rampgebied gaan bezoeken en in hun zog de media meetrekken die hun oproepen tot solidariteit dan kunnen uitvergroten.

Wat ook altijd helpt, zijn Belgische slachtoffers. Niets dat zo tot solidariteit aanzet dan wanneer we zelf van kortbij met de ramp geconfronteerd worden doordat we mensen kennen – al is het maar via via – die er bij betrokken zijn. Dat zou kunnen als er bekende toeristische trekpleisters getroffen zijn, zoals destijds in Thailand het geval was bij de Tsunami.

Ook de mate waarin Belgische hulpverleners ter plaatse gaan en als helden kunnen opgevoerd worden, hun nood kunnen klagen en om steun vragen, is een trigger die tot geven aanzet.

Tenslotte blijven ook de media een primordiale rol spelen. Zij zijn de voortrekkers in het vormen van de publieke opinie. Een aanhoudende en emotionele berichtgeving creëert het ideale klimaat om tot solidariteit aan te zetten.

Een en ander brengt ons bij de vraag of we er ons niet gewoon moeten bij neerleggen dat er nu eenmaal mediagenieke en niet-mediagenieke rampen zijn? Vervolgens moeten we ons dan afvragen of NGO’s niet de mogelijkheid moeten krijgen tenvolle gebruik te maken van het ‘fondsenwervingpotentieel’ dat mediagenieke rampen hebben om extra middelen te genereren die later voor minder mediagenieke rampen kunnen aangewend worden.

Daar stoten we evenwel op praktisch en ethische bezwaren.

Het noodhulp consortium 1212 is voor de uitreiking van fiscale attesten gebonden aan een strikte afbakening van de inzet van de verzamelde middelen. De fiscale aftrekbaarheid geldt enkel voor de euro’s ingezameld in functie van die ene noodramp. Houden ze zich daar niet aan, krijgen ze last met de fiscus.

Daardoor moest ook Artsen Zonder Grenzen op een bepaald moment aankondigen dat het stopte met het inzamelen van geld voor de tsunamislachtoffers, omdat ze voldoende middelen hadden bijeengebracht om hun programma’s in dat gebied te financieren.

Natuurlijk zit er ook een ethisch element aan: kan je donateurs oproepen geld te geven voor Haïti en het dan later aan Pakistani geven? Sommige mensen zullen daar geen problemen mee hebben, anderen weer wel. Het is een discussie die al lang leeft binnen de NGO wereld, maar waar tot nog toe geen eenduidig antwoord op bestaat.

Koen Van den Broeck

Geen opmerkingen:

Een reactie posten